Op 8 april 1344 geeft Willem, Graaf van Henegouwen, enz. aan de bewoners vanWieringerland het
recht van malen en de wind. Dat recht is voor de bewoners die daar dan wonen en voor hun
"namaïl" (nakomelingen). Het kost drie honderd pond Hollands.
Rond 1438 had de Graaf van Holland, naast vele andere, ook als titel Heer van de Wind". Het
leverde kennelijk voldoende op om er een titel aan te geven. Waar zich molenindustrie ontwikkelde,
o.a. in de Zaanstreek, moesten de molenbouwers tegen betaling windbrieven verwerven. Het wind-
recht werd in 1795 afgeschaft.
Rond 1680 en daarna moet er ook impost op het Gemaal betaald worden, dat is accijns op brood
graan. In het grote Charterboek wordt regelmatig geschreven over deze impost en over meel en
brood. Er moeten steeds uitgebreide regelingen getroffen worden, die in het Charterboek staan
opgetekend.
Zo staat er te lezen dat de Staten van Holland en West-Friesland constateren dat er illegaal brood
en meel de provincie wordt binnengebracht door "baetsoekende menschen van buijten de Provincie".
Deze mensen "defrauderen en sluijken" de impost. D.w.z. ze betalen niet. Als deze lieden gepakt
worden, wordt brood en meel verbeurd verklaard en krijgen ze een boete die kan oplopen tot twee
duizend gulden.
Op 6 maart 1680 wordt er daarom een uitgebreid reglement voor "het Gemaal ten platte Lande"
gepubliceerd in het Charterboek. Het omvat 24 artikelen over alles wat mag, meer wat niet mag en
wat het kost. Dit reglement ontstaat mede doordat de bestuurders ontdekt hebben dat slimme
mensen quarens of handmolens gemaakt hebben. Daar malen ze heimelijk mee binnenshuis of in
de schuur en ontduiken zo de belasting (impost)Dat mag natuurlijk niet en dus worden voor het
hebben van dergelijke molens boetes vastgesteld.
In 1677 wordt er ook een placaet verordening) opgesteld tegen "sluijkerijen en frauden". Er mag
b.v. geen koren gemalen worden voor zonsopgang en na zonsondergang. Moet dat soms door
omstandigheden wel, dan moet de molenaar schriftelijk toestemming hebben van de Pachter of de
Collecteur de ontvanger)
Er mogen ook geen zemelen door het roggebrood gemengd worden en de molenaars mogen niet
meer dan 1V2 pond stuifmeel per zak meel in rekening brengen. Stuifmeel is dat gedeelte van het
meel dat in de molen verstuift en dus in mindering komt van wat de molenaar moet afleveren.
De impost op het gemaal wordt in 1846 afgeschaft.
SOORTEN MOLENS
Op Wieringen staan of stonden de volgende soorten molens: korenmolens, poldermolens, een pel
molen en in oude aantekeningen is sprake van een volmolen.
De taak van een korenmolen is duidelijk: het koren wordt gemalen tot meel, meestal roggemeel en
tarwemeel. Een pelmolen werd gebruikt om gerst tot gort te pellen, later ook rijst, maar dat zal hier
op Wieringen niet het geval zijn geweest.
Een volmolen (soms verbasterd tot wolmolen) hoorde bij de lakenindustrie. Het vollen of vullen is
het vullen of dichtmaken van het weefsel. Dit gebeurt door toevoeging van allerlei stoffen. Deze
molens konden ook dienst doen bij het maken van zeildoek.
Poldermolens doen dienst bij de beheersing van het waterpeil.
Veel ambachtelijk werk werd vroeger door wind- en watermolens uitgevoerd. Op grond daarvan
kunnen we de molens indelen. In Nederland kwamen, in alfabetische volgorde, de volgende
molens, voor:
- 35 -
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - I6e jaargang nr. 2 - 2004