- 16- Ik loop nog een eindje door tot aan het peilschaalhuisje dat in de glooiing staat. Ik kijk nog eens achterom en zie achter mij een fietser. De carbidlantaarn voor op de fiets flakkert. De fietser pas seert mij. Wij kijken elkaar aan. Het is opzichter Schut. "De opzichterzoals hij wordt genoemd, woont met zijn gezin in het grote huis in de Beltstraat. Wij kennen elkaar redelijk goed. De opzich ter is net als ik in dienst bij Zuiderzeewerken en komt regelmatig bij ons op het kantoor. We maken meestal een praatje. Een paar weken geleden ben ik nog bij hem en zijn vrouw op visite geweest. Heel gezellig was dat. We hebben naar muziek geluisterd die ons interesseerde. Schut heeft een grammofoon en een groot aantal platen met klassieke muziek. "Ben jij het!" roept Schut verbaasd. "Wat doe jij met dit hondenweer aan de andere kant van Wie- ringen?" Ik wil het hem uitleggen, maar op dat moment breekt er een hagelbui los die zijn weerga niet kent. Schut zet snel zijn fiets tegen het peilschaalhuisje en haalt een sleutel uit zijn jaszak. Terwijl hij de deur van het gebouwtje opent, roept hij me toe: "Kom gauw binnen, hier kunnen we schuilen!" Ik laat het me geen twee keer zeggen. Schut sluit de deur en graait naar lucifers die zich kennelijk ook in zijn jaszak bevinden. Ondertussen trachten mijn ogen zich aan het halfdonker van de kleine ruimte te wennen. Door de kleine ramen van het gebouwtje stroomt enigszins diffuus licht binnen. De hagel klettert op het dak. Met een brandende lucifer probeert de opzichter de olielamp die op een tafel staat aan te steken. Na een aantal keren lukt het en plotseling is de ruimte gevuld met licht. "Zo", zegt Schut, nu kunnen we zien wat we zeggen". Ik kijk om mij heen en zie een kleine stellage met daarop een kast met glasdeuren. In de kast zie ik instrumenten staan. Verder staat er in een hoek de reeds genoemde tafel met aan weerzijden een houten stoel. Op de kleine tafel staat behalve de olielamp een eenpits petroleumstel met daarop een groen geëmailleerde kof fiekan. Verder een keteltje om water voor de koffie te koken. Verder staat er een kleine vulkachel, de pijp daarvan steekt rechtstreeks door het dak. "Kom, we gaan er even bij zitten", nodigt Schut. Hij haalt een koker met sigaren uit de zak van zijn colbert. "Kan ik je dienen met een sigaar?" vraagt Schut. Ik schud afwijzend het hoofd. "Ik prefe reer liever een pijp tabak" antwoord ik. Schut bijt het puntje van een sigaar en even later zitten we beiden te dampen als een schoorsteen. Spoedig is de kleine ruimte gevuld met rook. Hij vertelt mij dat hij het deze middag thuis niet kon harden. "Ik zat nog wat in mijn kantoor te werken, maar ik kon mijn gedachten er niet bij houden. De steeds toenemende wind leidde mij af en mijn geest dwaalde steeds maar naar de westkant vanWieringen. Ik vroeg mij af hoe hoog het water tijdens de vloed zou komen. Het is ook nog springtij en dan is het zaak om extra alert te zijn". Ik vraag hem wat springtij precies inhoudt. Ik had er wel van gehoord maar als kantoorfrik was ik daarmee niet zo op de hoogte. "Ik zal het in het kort proberen uit te leggen" zegt Schut. "Kijk", begon hij, "Als de zon en de maan als het ware in eikaars verlengde staan ten opzichte van de aarde, dan bundelen zij hun krachten en trekken meer water aan. Dit noemen we springtij. Het niveau van het water is dan bij hoog water hoger en bij laagwater lager. De maan en de zon kunnen elkaar ook tegenwer ken. Dat gebeurt als de twee hemellichamen haaks op elkaar staan. Er wordt dan van twee verschil lende kanten aan het water getrokken, met als gevolg dat het water veel minder stijgt dan gemid deld. Dit verschijnsel noemen we doodtij." Ik knik begrijpend. Schut vervolgt: "Omdat het nu springtij is begon ik me vanmiddag een beetje bezorgd te maken over deze hoek. De noordwesten wind stuwt al het water hier heen. Zoals je hebt gezien ligt dit gebied voor een groot deel buiten dijks en zal bij extreem hoog water onder kunnen lopen". "Wanneer is dit peilschaalhuisje gebouwd en waarom heeft men dat hier neer gezet"? vraag ik aan de opzichter. Hij antwoordt: "Het gebouw is in 1919 gebouwd door Hermans uit Den Oever. Dat is dezelfde die momenteel de Bierdijk en de Rinkeweelsdijk verhoogt. Het is een aannemer die aar dig wat in zijn mars heeft. Timmerwerk, metselwerk en ook grondwerk. Hij is ook degene die het peilschaalhuisje van hetzelfde type als dit op Den Oever bij de haven heeft geplaatst. Ik zal probe ren je in het kort uit te leggen waarom het peilschaalhuisje juist hier is neergezet. Dat was toch je vraag?" Ik knik bevestigend. Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 16e jaargang nr. 1 - 2004

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2004 | | pagina 18