et Eiland Wieringen voor een halve eeuw
- 100-
uit de Wieringer Courant van zaterdag 20 mei 1939
We zijn met de oude Stroeër Vermaning ver in de historie teruggegaan en in verband hiermede
kunnen we niet nalaten ook de toenmalige voormannen van de Menisten Gemeente de revue te
laten passeeren, immers nog zijn hier vele nazaten van die stoere voorvaderen. Uit het resolutie
boek in 1721 door den leeraar Elberts Wognum begonnen, lezen wij hoe in 1726 "tot dienaar in
het woord" (liefde prediker) werd benoemd Volkert Veerdig en in 1736 Simon en Jan Janszoon de
Wit. Simon voelde zich echter meer aangetrokken tot de betrekking van diaken; in zijn plaats kwam
in 1740 als leeraar Cornelis Wagemaker. Dan worden in latere jaren (1763) Simon Bais en Aldert
Alberts Kinne als diakenen genoemd.
In 1781 overleed Elbert Wognum, na 55 jaar lang geheel belangeloos den dienst van leeraar te heb
ben vervuld met ijver en nauwgezetheid, terwijl zijn liefde tot de Gemeente ook spreekt uit zijn gift
en testamentaire beschikking, die den grond legde een jaarwedde aan den leeraar te verzekeren.
Cornelis Wagemaker was de eerste leeraar die toen 'n jaarwedde kreeg van 350,welke overeen
komst in 1783 mede werd geteekend door de diakenen Jan Simons Kuut, Albert en Simon Kinne.
Bij den dood van Wagemaker in 1784 werd het salaris verhoogd tot 500,met vrije pastorie en
dit besluit werd onderteekend door de medediakene Dirk Jans Lont. Wij zien hieruit hoe deze
familiestammen door de eeuwen heen Stroe hebben bewoond, al is van de Kinne's nog slechts de
laatste mannelijke nazaat over, terwijl de Wagemakers voor eenige jaren terug van Stroe zijn ver
trokken en thans elders in de Gemeente wonen.
Nog willen wij vermelden, dat in 1804 de Vermaning te Stroe van binnen geheel werd vernieuwd
door Jan Klaasen, timmerman aan Den Oever en ze tevens voor 't eerst van een preekstoel werd
voorzien, gemaakt door Hendrik Spaans te Barsingerhorn en die daarbij het volgende gedichtje
vergezeld deed gaan.
Aan de diakenen van de Doopsgezinde Gemeente
op Wieringen, beneven hunnen leeraar
Ik kom nu andermaal nog in mijn oude dagen
Een nieuwen predikstoel op heden U opdragen,
Tot dienst van d'Opperheer, gelijk in de oude tijd
Van Isrel is verrigt in groote naarstigheid,
Om hunnen goeden God gedurig te ontmoeten,
Met offers voor de zonde op 't altaar te begroeten
En tevens om den Heer te danken in dien tijd:
Dit werd door hen gedaan met groote lust en vlijt.
Dus wensch ik dat dit werk voor u te zaam mag wezen
Een plaats van waren dienst, om God de Heer te vreezen,
Uw leeraar zij van God hiertoe door Zijnen Geest
Begunstigd tot dit werk, dat hij den Heere vreest.
Het was toen in den Franschen tijd en naar de geschiedenis meldt, waren de omstandigheden van
dien aard, dat men zeide: "Holland is als een uitgeholde wilg, het leeft nog op de schors!" Maar
rampspoed bergt vaak een kern van zegen in zich. Groot leed loutert en staalt de individuen en
gemeenschappen en zoo konden we ook hier zien, dat men niet alleen kapitaal wist te vinden tot
vernieuwing van de Vermaning, maar ook het tractement van den predikant, dat nog waarlijk geen
rijkmakerij was, werd in 1806 een schepje opgegooid en gebracht op 600,met vrije woning, 't
genot van vier vrijbeurten en dertig ton turf.
Nu 'n zestal jaren geleden is die echte ouderwetsche Vermaning, in enkele momenten door de lek
kende vlammen verwoest. Een ramp en niet te herstellen! Wat ademde in dat kerkje alles die stoere
ouderwetsche, maar vasthoudende geest. De zware balken, die blauwe tegelen bestrooid met wit
zand, de blauw geschilderde banken en lambrizeering, het bemoste rieten dak en dat alles verscho
len achter 't uutlid van een oude boerderij, het was iets zoo karakteristieks dat de historie hier als 't
ware ongeschreven voor u lag. (Wordt vervdgd)
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 14e jaargang nr. 4 - 2002