ringsluisjes in genoemde dijk. Het Broekersluisje was gesitueerd ter hoogte van Noordburen en het Marskesluisje iets ten oosten van de tegenwoordige Marskeweg. Beide sluisjes hadden tot doel het overtollige (hemel)water van Wieringen naar zee af te voeren. Voordat de commissie Lorentz haar bevindingen in een rapport had vastgelegd was de nog vrij jonge Dienst der Zuiderzeewerken er al van overtuigd dat er voor de afsluiting iets aan de noordelijke water keringen moest gebeuren. Zo ook aan de sluisjes welke zich destijds in eerdergenoemde dijk bevon den. In een aan de Ingenieur van de Zuiderzeewerken, de heer J.W. Thierry, te Den Haag gerichte brief van 10 maart 1922 beschrijft de heer J.L. Schut, opzichter van de Zuiderzeewerken te Wieringen, de bestaande situatie van het Marskesluisje en doet hij voorstellen omtrent de renovatie hiervan. Op de bij de brief gevoegde tekening geeft hij, ter plaatse van het sluisje, een dwarsprofiel van de dijk aan. In dit dwarsprofiel heeft hij zowel de bestaande als de voorgestelde (nieuwe) situatie van het sluisje weer gegeven. In de nieuwe situatie kan de bestaande, gemetselde, sluiskoker, welke in de dijk is aan gebracht worden gehandhaafd. Deze koker van 33 meter lang, sluit aan op de buitenkolk. In deze buitenkolk, gelijkertijd inspectieput, bevindt zich de houten terugslagklep. De houten klep was zodanig opgehangen dat deze met het volle gewicht de koker aan de buitenzijde afsloot. Het buitenwa ter kon daardoor niet naar binnen lopen. De aan de buitenkolk be vestigde vierkante houten koker van 14 meter lang zal worden ver vangen door een in diameter iets grotere eivormige betonnen buis. De betonnen koker kan op een houten vloer worden aangebracht. Zowel in de bestaande- als in de nieuwe situatie is de koker aan de zeezijde in het paalscherm aange bracht. De uitstroomopening van de koker is voorzien van een roos ter, bedoeld om het in het zeewa ter aanwezige vuil buiten te slui ten. De totale kosten van de reno vatie van het Marskesluisje werden voorlopig geraamd op 500, De waterafvoer van de Marskepolder in gevaar In het jaar 1925 loopt de wateraf voer van de Marskepolder gevaar. Deze polder welke zich tussen de Normer en de Broekerpolder be vindt, kan het overtollige water niet meer via het Marskesluisje kwijt. In een aan de Directeur- generaal der Zuiderzeewerken te 's-Gravenhage gerichte brief van 15 mei 1925, stelt het Heemraad schap Wieringen de escalerende situatie aan de orde. - 42 - Afschrift. Viering, n, 15 llsl 192$. HEEMRAADSCHAP WIER1H0EÏ. Ï0.32J. Wij hebben de eer UHoogEdelGeetrenge beleefdelijk onder Uwe aandacht te brengen, dat bet bij Uwen dienst ln onderhoud zijnde eluleje ln den Marekedijk op Vieringen,wordt Ingesloten door een zand of ellbrug,ln bet laatste jaar daar ter plaatse ge vormd. Het pell van de Uarskepolder ls bierdoor van 60 O.K. I.A.P. reeds teruggebracht tot 30 o«M. - N.A.P. De betrokken ingelanden dringen bij ons aan de noodlge maat regelen te nemen en waar da loozlng bier plaats beeft dooiven over Rijksdomein,stelde ons bestuur zlob ln verbinding met Owen eeretaanwezend-Ingenieur tot wiens afdeellng het sluisje ln on derhoud behoort. Hierbij viel de aandacht op de mogelijkheid de loosing van het water uit den Marskepolder te doen plaats hebban door het Blulejewaardoor de Broekerpolder zijn water loost. Door het graven van oen verbindingskanaal en het verlagen van bovenbedoeld sluisje,zou man ln leder geval weer kunnen loo- zen tot 0.50 li, - fi.A.P. Ten gunste van pasgenoemd plan komt nog dat volgens bekomen Inlichtingen,bet ln de bedoeling van Uwen dienst ligt,bat Brotker- sluiaje te vernieuwen. Het la daarom dat wij oen en ander door dozen ter Uwer ken nis meenden te moeten brengen met bet beleefd verzoek aan bet geval Uwe aandacht te willen wijden, HET BESTUUR VAK HET HEEMRAADSCHAP VIERIHQEH, (get:) C.Kaars. Dijkgraaf. 0. J.Boeker. Secretaris, Aan den Heer Directeur-Oeneraal der Zuiderzeewerken te s-Orsvenbage. Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 14e jaargang nr. 2 - 2002

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2002 | | pagina 16