NKELE VERHALEN OVER DE VELDWACHTERS De GROOT EN De JONG
- 13 -
En Jaap an de loop. Na een hallef uur komt ie weerom en zeit: "Ik denk dat jij geliek heawe, maar
de loop is niet voer niks weest, want ik heaw een ingdenest vongen met 13 ingdeoiere der in en die
binne niet vuul, ik heaw ze in de slóót had en sie zonke as een bakstien."
Wij heawe dat werrek zö'n maand maand of wat dèèn, doe kwam de baas met de boeskip van, dat
ik en Jaap een paar dage in et reperasie werk moste tuske Ouwe-Sluus en Skagen, deer was een
endje verzakt en dat moste wij wat ophale, we wiere haalt en brocht deur een oto.
Wij daags der an heen en liepe langs de spoorbaan en klopte hier en deer teugen de bielse en et
ieserwerk en vuld an weer et most. We liepe richting Skagen en opienen zeit Jaap: "Kiek nou tagge-
res, deer leit een errem! Wie zou die strooit wese? Dat is niet so leuk."
Wij leie em an de kangt en liepe deur, tot op ienen Jaap zei: "Nou joh, deer leit een bien, zou die
van dezellefde wese?" Ik wier al een beetje beroerd, maar we gonge tach veerder. Na een endje
vonge we een hoofd en Jaap drooide et om en seit: "Kiek nou er es, dat is Dirk. Zou die een klein
maleurke had heawe?"
Ik wier deer niet goed van, ik hew mien spitter en sloai an de kangt gooit en bin vortgaan, ik heaw
metien ontslag nome en ben naar hüüs gaan. Et spoor is nooit over de oafsluutdiek kommen en ik
weet niet of dat kommen is omdat ik vortgaan bin.
café Simon Scheltus
verteld door Martien Tijsen
Begin jaren zestig kwam ik in Alkmaar in contact met Jan de Jong. Tijdens de Zuiderzeewerken en
enige jaren daarna, was hij als rijksveldwachter werkzaam op Wieringen. Hij heeft daar vele jaren
samengewerkt met De Groot, die later als Rijksspeurhondengeleider naar Kennemerland verhuis
de. Toen ik me aan hem voorstelde en hij de naam "Tijsen" hoorde, vroeg hij meteen of ik van
Wieringen kwam en van wie ik er dan één was. Toen ik hem vertelde dat ik er één van Wiggert van
Tinus van Reintje Kippenbroek was, vertelde hij mijn grootvader nog wel gekend te hebben.
Hij bleek héél veel mensen uit Den Oever te kennen, zoals Maarten Gorter (de winkelier), Jan
Boersen (de garagehouder), Willem Keizer (zowel de oude als de jonge "knorhaan" en nog vele,
vele anderen. Uit zijn verhalen bleek, dat het vooral tijdens de Zuiderzeewerken niet zo erg makke
lijk was om als veldwachter daar te werken. Op zaterdag en zondag gebeurde er nog wel eens wat,
omdat het werk aan de dijk dan stil lag en de werklui, die dan niet met verlof naar huis waren, het
café opzochten, met alle gevolgen van dien. Het spreekt dan ook voor zich dat de veldwachters, als
het minder druk was, nog wel eens in waren voor een "geintje". Enkele voorvallen die hij mij in de
loop van de jaren heeft verteld, kan ik mij nog herinneren.
Het eerste verhaal:
Op een keer kwam veldwachter De Groot bij bakker Koorn in de winkel (dit moet de vader van de
latere Simon Koorn geweest zijn). Kort daarvoor had Koorn juist een nieuwe fiets gekocht; een
nieuwe fiets was in die tijd heel wat en Koorn had de fiets dan ook in de schuur onder een kleed
gezet. Toen veldwachter De Groot in de winkel kwam, vroeg Koorn hem meteen of deze zijn nieu
we fiets wilde zien. Deze was wel nieuwsgierig en zo ging Koorn met de veldwachter via de bakke
rij en de woning naar het schuurtje waar de fiets stond opgeborgen; bakker Koorn was zo trots op
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 14c jaargang nr. 1 - 2002