- 104 -
keileembulten van Wieringen echter niet. Door de zee werd rondom Wieringen zeezand en zeeklei
afgezet. Hierdoor werd de plantengroei die zich in het vroeg-Holoceen had gevormd, bedekt.
Doordat het zeeniveau bleef rijzen kwam het toenmalige Wieringen derhalve weer rondom in het
water te liggen
Eerste dijkenbouw
Uit onderzoek is gebleken dat men sinds de 1 le eeuw heeft geprobeerd om het toenmalige gebied
van Wieringen tegen het opdringende zeewater te beschermen. De dijken die men bouwde hielden
het echter niet. Het land was bezig te verdrinken en de bewoners van het gebied rondom de hoge
kern van Wieringen moesten zich op de keileembulten terugtrekken. Het is niet duidelijk waarvan
de eerste dijken zijn gemaakt. Waarschijnlijk waren dat eenvoudige met gras beklede aarden water
keringen. De keringen waren tijdens stormvloeden erg kwetsbaar en het behoeft geen betoog dat zij
dan ook dikwijls doorbraken Het op de slikbanken rondom Wieringen groeiende wier ging men
later als verstevigingmateriaal voor de dijken gebruiken. Een enorme verbetering.
Kogen en polders
In de loop van de tijd kreeg het eiland Wieringen steeds meer de vorm die het nu heeft. Het gebied
rondom Wieringen was door de zee verzwolgen en de bevolking die op de twee grote en in het oos
ten van het eiland op twee kleinere keileembulten woonde had nog niets van de zee te vrezen. Wel
degene die in de laag gelegen polders en kogen woonden. Op deze gebieden had de zee vrij spel en
het was duidelijk dat deze gebieden geheel door dijken moesten worden beschermd. Doordat de
zeespiegel steeds hoger werd, moesten later ook de aan de noordzijde van het eiland gelegen laag
ten door dijken worden omgeven.
Waterhuishouding
In een zeeklimaat valt er meer neerslag dan er verdampt. In dat geval moet het overtollige water
worden afgevoerd en water loopt, volgens de wetten van de natuur, nu eenmaal naar het laagste
punt. Op Wieringen stroomt het overtollige water van de keileemhoogten, thans via een uitstekend
stelsel van sloten en vaarten naar de lager, dikwijls onder zeeniveau, liggende kogen en poldertjes.
Het te veel aan water wordt door middel van elektrische gemalen uit de kogen en poldertjes
gepompt en op het Amstelmeerkanaal (Wieringer Randkanaal) uitgeslagen.
Wateroverlast
In de vroege Middeleeuwen was de waterhuishouding van het eiland niet zo op orde als thans,
maar zocht het water via natuurlijke geulen en prielen (sjanen) zijn weg en verdween dan naar zee.
Toen de zeespiegel steeds verder rees en het noodzakelijk werd dat dijken het eiland Wieringen
tegen het binnendringende zeewater moesten beschermen, kreeg men problemen met de afvoer
van het overtollige water dat zich nu in de kogen en poldertjes ging verzamelen.
Sluisjes en duikers
Men loste dit op door op de laagste punten van het eiland eenvoudige sluisjes en duikers in de dij
ken aan te brengen. Het te veel aan water werd dan bij laagwater op het waddengebied geloosd en
vond zijn weg via buitendijkse geulen naar open water. De duikers en sluisjes waren voorzien van
een terugslagklep. Bij laagwater drukte het binnenwater de klep open en kon het naar buiten stro
men. Steeg daarentegen bij vloed het buitenwater dan sloot de klep zich automatisch en kon der
halve het zeewater niet naar binnen dringen. Simpel maar doeltreffend. Toch had het ook weer
nadelen. Een voorbeeld: dagenlang harde wind uit het noorden of noordwesten. De wind staat dan
regelrecht op de waterkeringen aan de noordzijde van het eiland. Bij eb gaat er geen water weg.
Het buitenwater blijft dus hoog. Tot overmaat van ramp regent het ook nog eens dag aan dag. Het
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 13e jaargang nr. 5 - 2001