Per 1 januari 1918 gaan de straatlantaarns helemaal uit. Het voorstel luidt om alleen gas te ver
strekken voor particulieren van 6 uur 's avonds tot 9.30 uur. In februari is dat van half zeven tot
half tien en in maart van zeven uur tot half tien.
Raadslid Minnes wil dat veranderen ten behoeve van de winkeliers en industrie. Daar gaat de raad
mee akkoord. Dus gaat de hoofdkraan open in januari van half zes tot negen uur, in februari van
zes tot negen uur en in maart van half zeven tot negen uur.
In februari 1918 blijkt uit de raadsnotulen dat de gasleverantie helemaal gestaakt moet worden,
omdat er geen carbid meer is. Er is nog steeds gestookt uit vaten van 67,50 per vat, nu moet
150,betaald worden. Dat betekent dat de gasprijs van 4,per m3 naar minstens 10,
moet. Dan zal er weinig meer afgenomen worden, vreest de raad. Toch zijn er vooral winkeliers en
herbergiers die gas willen. Als hun gasmeter weggehaald wordt, krijgen ze petroleumbonnen voor 2
liter. Dat is voor hen veel te weinig. Er wordt onderzocht hoeveel mensen nog gas willen voor
10,per m3. In mei 1918 zijn dat nog 15 van de ruim 100 gebruikers. Dat is te weinig. De
fabriek gaat dicht tot de kermis. Daar zijn nog 3 vaten a 147,voor gekocht. Dus wel licht met de
kermis!
FINANCIEEL VERLIES
Door al deze perikelen gaat het financieel niet goed met de gasfabriek. In 1917 is het verlies
1178,70 V2. BenW willen dit verlies betalen uit de winst van de Zeegrasexploitatie. Daar is de
raad eerst tegen. Gasfitter Kuiper krijgt de schuld van het verlies. Hij zou niet actief genoeg zijn.
Tenslotte wordt toch maar besloten het zeegras te laten betalen met de bepaling dat de gasfabriek
de schuld moet terug betalen zodra 't weer beter gaat.
Uit een overzicht van gasafname op 1 augustus 1918 blijkt dat alleen T. Hennink, S. Jonker, C.
Scheltus, D. Lont Dz., H. Engel, Jb. Bakker en C.C. Bakker als particulieren nog gas verbruiken.
Dat "beter gaan" van de gasfabriek zal niet lukken, want reeds in 1918 krijgt de fabriek ernstige
concurrentie van de aangekondigde aanleg van elektriciteit. Zo ernstig is dat, dat op 21 oktober
1918 B en W gemachtigd worden de gasfabriek in zijn geheel of gedeeltelijk te verkopen, zoveel
mogelijk zonder verlies. B en W mogen voorlopige stappen ondernemen die definitief worden als
een gunstige verkoop mogelijk wordt. Hippolytushoef en omgeving worden binnenkort voorzien
van elektriciteit. Binnen 6 jaar zal heel Wieringen volgen.
In de vergadering van BenW van 22 augustus 1918 verschijnen de heren C .J. Bosker, J. Klein Cz.,
D. Minnes en B. Kat. Zij vormen de Commissie ter voorbereiding van de elektrificatie van de
gemeente Wieringen.
Op 7 april 1919 is er een B en W vergadering, 's morgens om half elf. Aanwezig: voorzitter burge
meester A. Peereboom, wethouder J. Bosker en wethouder P.S. Kuut. Verder secretaris C.F. van
Duin. Ook aanwezig F.A. Smit Kleine, directeur van het Provinciale elektriciteitsbedrijf, P.V.
Boom, hoofdingenieur bij dat bedrijf, C.J.A. Reigersman, hoofdingenieur, J.W.Thierry en Jonkheer
J. Boreel ingenieurs van de Provinciale Waterstaat. Tenslotte de heer J.A. Heringa van de Firma
Heringa en Wuthrick uit Haarlem. De heer O.J. Bosker is aanwezig als opzichter van de Water
schappen alhier. Uit het verslag van deze vergadering blijkt dat er al stroom geleverd wordt uit een
eigen centrale. Over niet al te lange tijd volgt aansluiting op het provinciale net.
EERVOL ONTSLAG
Per 1 januari 1919 is wegens opheffing van de gasfabriek eervol ontslag verleend aan:
C.F. van Duin als administrateur, N. Kuiper als gasfitter, en C. Slikker als lantaarnopsteker.
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hóógte" - 13e jaargang nr. 4 - 2001