-29- den mijn mede redactieleden mij aan om toch maar verder onderzoek te doen naar dat mysterieuze sluisje... Alvorens dat te doen moeten we teruggaan naar de tijd toenWieringen nog een eiland was en er vergaande plannen waren om de Zuiderzee af te sluiten. VOORGESCHIEDENIS Zuiderzeewet van 1918 De Wet tot afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee, kortweg de Zuiderzeewet van 1918, werd op 14 juni 1918 van kracht. In artikel 1 van de wet staat onder meer dat de Zuiderzee door middel van een afsluitdijk, lopende van de Noordhollandsche kust door het Amsteldiep naar het eiland Wieringen en van dit eiland naar de Friesche kust bij Piaam, dient te worden afgesloten. Verder stelt de wet dat er voorzieningen moeten worden getroffen in de belangen van waterkeringen, afwa tering en scheepvaart, voor zoveel deze door de afsluiting worden geschaad. Gevolgen Het voorgaande geeft aan dat werd verwacht dat de afsluiting van de Zuiderzee verstrekkende gevolgen zou hebben voor onder meer de waterkeringen op Wieringen. Staatscommissie Lorentz Op 4 juli 1918 wordt de Staatscommissie Lorentz ingesteld. Deze wordt opgedragen te onderzoe ken welke de gevolgen zijn van de afsluiting van de Zuiderzee. De vraag is in hoeverre tijdens storm hogere waterstanden en een grotere golfoploop, dan thans het geval is, zullen voor komen voor de kust van het vasteland van Noord-Holland, Friesland en Groningen alsmede voor de daarvoor gelegen Noordzee-eilanden. Een niet geringe opdracht. De commissie heeft in de daarop volgende jaren uitvoerige waarnemingen en berekeningen verricht. In september 1926 doet zij verslag van haar bevindingen. Zij concludeert dat als de richting van de geplande afsluitdijk (Wieringen - Piaam) wordt gehandhaafd, onder meer langs de noordkust van Wieringen een verhoging van 80 tot 120 centimeter valt te verwachten. Wordt de afsluitdijk niet naar Piaam maar naar het meer noordelijk gelegen Zurich gelegd dan blijven toch de eerdergenoemde getallen voor Wieringen gel De Afsluitdijk richting Zurich Later werd inderdaad besloten de dijk richting Zurich te laten lopen. Zoals eerder vermeld had dit geen gevolgen voor de berekende verhogingen ten opzichte van de eerder geplande richting van de dijk. De verhogingen aan de noordzijde van Wieringen waren punt voor punt berekend: Quarantaine-steiger bij Westerland 93 cm, Rinkeweelsdijk 120 cm en bij Den Oever 138 cm. Verhoging van de waterkeringen op Wieringen De te verwachten rijzing van de stormvloedstanden, door de afsluiting van de Zuiderzee, maakte het noodzakelijk dat de zeewering langs de noordkust van Wieringen werd verhoogd. Deze (Rijks)zeewering stond tot 1922 onder het beheer van Rijkswaterstaat. Daarna werd het beheer aan de dienst der Zuiderzeewerken overgedragen. Verschillende typen waterkeringen De zeewering aan de noordzijde van Wieringen bestond in die tijd uit zeer uiteenlopende typen. Voor het grootste gedeelte waren het aangelegde dijken maar ook de van nature aanwezige, uit zand en keileem bestaande hoge gronden vormen een deel van de waterkering. Deze hoge gronden waren op twee plaatsen onmiddellijk aan de zee gelegen. Het betrof Het Hoge Land van Vatrop, Het Hoge Land van Stroe en hetWesterlander Klief ten noorden van Westerland. Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 13e jaargang nr. 2 - 2001

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2001 | | pagina 7