Toen tenslotte de verstoorde veiling toch was afgelopen wilde Simon Kuut zijn planken, waar hij
met rood krijt zijn naam opgezet had, meenemen. Maar Harmen pakte gewoon ook een paar plan
ken van de stapel, nam ze onder zijn arm en ging er mee naar huis. De andere kopers bleven stom
verwonderd achter.
Omdat Maarten verder niet veel kon doen, ging hij later naar de Schout en de Schepenen en legde
op 21 mei 1792 een verklaring af. In de hoop dat Harmen Rruijer aangepakt zou worden. Schout
en Schepenen namen goede nota van de zaak.
Dit was op 21 mei maar op 18 mei had zich het volgende al afgespeeld:
Op 18 mei 1792 gaat Jan Buijs naar de Baljuw en vertelt dat hij vorig jaar een hoop "koe-
mis"(mest)op zijn land in Westerklief heeft gebracht, niet ver van het huis van Harmen Kruijer. Dit
voorjaar merkte hij dat de mesthoop niet meer lag, waar hij hem gebracht had. Hij gaat ervan uit
dat iemand "ter quader trouw" 't weggehaald heeft, (en wij kunnen wel raden wie hij verdenkt!)
Ook op 18 mei gaat de gerechtsbode Maarten Russelman verslag uitbrengen aan de Baljuw. Hij
had opdracht om Harmen Kruijer op te halen en in bewaring te nemen. Maarten gaat samen met
Elbert Brantsen (politiedienaar) naar Westerklief, maar 't huis van Harmen is gesloten. Dus klop
pen ze netjes aan, ze krijgen geen gehoor. Ze lopen langs een open raam en zien Harmen "zo lang
als hij was" op de vloer liggen met z'n hoofd bij 't middeldeurtje. Maarten klopt op 't raam en zegt:
"Harmen doe open. Ik heb een boodschap voor je", maar Harmen houdt zich doof. Dan lopen ze
naar achter, nemen een plank die Harmen gebruikte bij zijn kippenren. Ze stampen de deur open,
gaan naar binnen, maar zien Harmen niet meer op de grond liggen. Hij staat met z'n blanke spitter
(een schop) bij de bedstee in zijn kamertje. Hij houdt de spitter zo, dat hij Maarten en Elbert een
quade steek of kloof in 't hoofd of elders kan toebrengen. Door snel ingrijpen van Elbert, die de
slag onderschept, lukt dat niet. Elbert rukt Harmen met veel gevaar uit 't kamertje en Maarten en
Elbert krijgen hem plat op de vloer. Harmen schopt, slaat en bijt en 't is moeilijk de schop uit zijn
handen te krijgen, maar 't lukt. Harmen krijgt de paternoster aan (de handboeien), maar hij bijt en
schopt nog een keer zodat de mannen andermaal een neep kregen.
"Waar zijn de sleutels van je huis?", vraagt Maarten. Harmen geeft geen antwoord. Dus vertrekken
ze met een gevangene tegen wil en dank en doen de deur in 't slot. Met Harmen tussen zich in, elk
met een handboei vast, begint hij geen 25 meter van huis weer "quaadaardig" te schoppen. Nu
geeft Elbert hem een rottingslag, waardoor Harmen dit afleerde. En zo komen ze bij de gevangenis
en sluiten hem op.
Volgt nog op 18 mei een verklaring van politiedienaar Elbert Brantsen:
Ik kwam een paar dagen geleden over Westerklief, en bleef staan bij het hek van het erf van Har
men Kruijer. Ik had gehoord dat hij op een veiling op de Westerlanderdijk enige planken had mee
genomen. Harmen was op 't erf en vroeg aan mij wat ik moest. Ik zei dat ik alleen maar keek.
Harmen zei dreigend "Kom niet over 't hek, want ik schiet je met hagel in je kloote." Omdat ik
hem niet vertrouwde, ben ik weggegaan.
Ook nog op 18 mei 1792 meldt Jacobus van Pomeren, de baljuw, aan de Heren van de Geregte van
de Criminele Vierschaar op het eiland Wieringen dat na ingewonnen informatie blijkt dat
le Harmen Kruijer de voorgaande winter "zijn handen heeft verquadigt"door enige mis (koemest)
van Jan Buijs te stelen
- 82 -
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 12e jaargang nr. 4 - 2000