ET EILAND WlERINGEN VOOR EEN HALVE EEUW
Uit de Wieringer Courant van zaterdag 13 mei 1939
(vervolg op 12e jaargang nr. 1 blz. 24/25
Meermalen hebben wij in onze historische beschrijvingen doen uitkomen hoe geweldig veel in de
laatste 50 jaren op Wieringen is veranderd. Niet alleen, omdat de Afsluitdijk een gansche omme
keer in de onderlinge verhoudingen heeft gebracht, maar ook de mechaniseering op allerlei gebied
was in deze halve eeuw ontzagwekkend, hoewel hier aan vele moderniseeringen slechts schoorvoe
tend werd toegegeven.
We hadden 't de vorige week over de merkwaardige rijstschalen die bij Frans Kuut te Stroe op tafel
kwamen. Welnu, dit was 'n zeer geziene, voorname veehouder te Stroe. Doch toen z'n zoon - wel
licht is 't even meer dan 50 jaar geleden - zonder z'n medeweten 'n "harkmachine" voor 't hooien
had gekocht, weigerde hij met verontwaardiging dit "onding" op z'n land toe te laten. En hij laadde
'n boerewagen vol met mannen en vrouwen, en het "zwelen" (hooien) geschiedde weer met de
handhark en vork als voorheen. Van een maaimachine was toen ook nog geen sprake; voor dag en
dauw zag men de boeren in rood of blauw baadje, de groote drinkenskruik en "zein" (zeis) over de
schouder zich naar 't weiland begeven en weldra deden ze 't scherpe staal met groote regelmaat
door het malsche gras drijven tot laat in den avond werd er doorgezwoegd, tot er weer "een krocht
plat lag".
Om zich beter te kunnen weren, ontdeed men zich van z'n bovenkleeren en nog zien we Nan
Rotgans (die ook alweer 'n toenaam had nl. "schorre Nan" en in die dagen ook 'n zeer bekende
van Stroe) in rood baadje en rood baaien-onderbroek de zeis hanteeren, dat de zweetdroppels hem
van het gelaat dropen, maar desondanks vond hij steeds tijd en gelegenheid als 'n voorbijganger 'n
kernachtig gesprek met hem wilde aanknoopen, met de roodbonte zakdoek zich 't gezicht af te
vegen en dan, de arm geleund op z'n "zein", van wal te steken.
En dan scheen hij zich eensklaps te bedenken,
dat er weer gewerkt moest worden en met 'n
kort "Nou, goeie dag" keerde hij zich om en z'n
"zein" sneed weer door het gras. En nu we het
zoo over Stroeër schapen hadden, willen we
terloops nog opmerken, dat er onder de kop
pels ook nog enkele zwarte schapen liepen, en
dat deze van merkwaardig belang waren voor
de jongens, die met hun "matje" (meisje) in de
"In mien jonge jare," zoo sprak hij dan, "was 't hier nog efkes aars op Stroe. Toe ware d'r gien wölle (wal
len) of hekke, maar alles ien stik an mekaar. De schïppe (schapen) hadde we allegaar twie an twie an 't
zeel, an de voerpote vast. Je moet wete, dat schïppe houë was hier 't hoofdbedrief. Elke boer had er zoowat
80, en den 'n 20 ooie, en voer groot vee 4 koeie, 4 veerze en 4 kalve; dat was zoowat 't inventaris van 'n
Stroeër boer. Iedere boer had voer de schïppe z'n eigen merk, de ien had 'n rooie streep over 't schoft en 'n
zwarte stip op de kop; 'n ander had weer twie rooie streepe en zoo al meer. Je moet wete, dat een deel van 't
jaar mochte alle schïppe hier ok los loope op de
Mient en as ze den gien merke hadde, dan zou de FT 1
heele boel deur mekaar raakt hew. Maar op ze- 1 X ra
ventien April most altijden alles weer an 't zeel.fjj']
De speelwagen
- 96 -
zijaanzicht
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 12e jaargang nr. 4 - 2000