CHRIJFWEDSTRIJD mvo. A. Brandsma-Duijnker heeft een prijs voor het meest authentieke verhaal ontvangen. Dat ik geboren ben in 23 november 1908, was Wieringen nag een eiland. Ut was een grote femielje, ongs gezin bes ting uut vader moeder vier zusters en dat mien jongste zus zeuven jaar was kwam mien broer er nag achter an. Nag effen over mien geboorte; vader most naar dörrep om dok ter te halen met een twiepersoons peerdewagen, een Tilbury met linnen kap. 't Was vliegende störremweer mit regen. Dat ze net buten dörrep waren vloog de kap eroaf. Dokter was bang en had zeid: "We gaan weerom". "Deer is gien sprake van'" zei vader, "er staat een vrouwenleven op het spel", (vader het er een gedicht van maakt) de leste regels waren: "en bij het eerste ochtendgloren werd Annalief in dank geboren". Maar achterof had ik een jongen weze moete. Ik moest oaltijd het zweerste werk doen, tuun spitte en de poepdoos lege, de stal skoonhou- we. Nouw bin ik er allien nag overbleven. februari 1999 - Wieringen: Mzu. Brandsma-Duijnker Vader was beurtskipper op Nieuwediep en bevoerrade oalle kleine winkelkes mit boeskippe en voer deer dingesdags en vrijdags naar toe. We hadden een peerd en wagen om ze van de Haukeshave te hale. We woenden toen an Westerlangd, dat wou growader. Maar dat ik zes jaar was binne we ver huisd naar dörrep. Ut was toen alles löpe want fletse waren der nog niet. En ok waterleiding was er nag niet. Wij hadde een regenbak mit ien aker, we woende toen in de Hoofdstreet tusken femielje Asjes inTrijn Hennik. We hadde een peerd. 't Sting achter in, een Belgische vos. En as vader varen ging, zei ie altijd: "Het peerd is voer jouw en mocht ik voer skoeltijd om een zak hooi naar de Butterhoek, (nou Klieft- street) naar een ouwe boerderij voer in van Piet Engel. (Is er al lang niet meer.) Ik zat in de zesde klas van de lèègere skoel, 12 jaar en kwam de vrouw van de Doopsgezinde dominee bij moeder vrage of ik Het schip "De Vier Gezusters" voer hall eve dage bij ze werreke r mocht as twiede matje van acht tot twalef. Ze hadden een eerste matje, Betje de Wit. Domenee en mevrouw hadde een kiendje kregen en deer mocht ik den op passé en kleine huuswerkjes doen. Ik heaw er een hoop leert, mien anvangsloon was vijftig cent per week en ieder jaar een kwartje meer. In de tijd dat ik ien gulden vijfenzeventig had, ginge ze van Wieringen oaf en wilden ze ongs alle twie mee heawe. Moeder zei, as Betje meegaat mag jij ok, maar die had een skarreltje en gong dat niet deur. -47- ■VJ. 1 Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 12c jaargang nr. 2 - 2000

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2000 | | pagina 13