ARIANT OP WlERINGER REIS
- 110 -
toen stond het zeegras in zijn volle wasdom geurig en groen'. Ik zei wat zal hier in de nazomer veel
wier zijn. Doch ongeveer 5 of 6 weken daarna toen de dijk dicht was zeiden de jongens: "Vader die
wier gaat dood". Ik wilde het niet geloven maar het bleek de waarheid. Het was juist die plaats
waar de wier het eerste wegging. Is het nu de schuld van de dijk of niet?
Men mag dan wel een argument zoeken om het te bestrijden. En als wij nu eens een blik werpen
op ons gansche werk en visschersbevolking en vooral op onze kinderen en jonge menschen wat hun
voor de toekomst tegemoet staat dan is dat treurig. Ik heb zelf eens op de afsluitdijk bij die gedenk
naald of monument gestaan en toen las ik het opschrift "Hier is de dijk gesloten" en het monu
ment staat te prijken boven Waddenzee en IJsselmeer uit.
Ik dacht zoo bij mezelf wat zou het toepasselijk zijn als er ten Oosten en ten Westen en ten Zuiden
van ons schiereiland een gedenknaald met een afgeknapte tak werd geplaatst met een opschrift:
"Ons eiland is ten doode gedoemd wie zal onze redder zijn?" Het is waar er zijn eenige visschers
die het goede lot hebben getrokken. Maar alle menschen moeten leven. Ik zou over die toestand
nog meer kunnen schrijven maar zal het hierbij laten en wij zullen hopen dat van hooger hand de
kracht en steun zal mogen blijven komen voor ouders en kinderen, want de levensdraad der vis-
scherij is afgeknapt en zal niet meer herleven.
U, mijnheer de Redacteur, dankend voor de plaatsruimte.
Jac. Kaptein
Wieringen, 17 juni 1935
- -
Uit: Vliegend Blaadje 9 april 1891
Een paar dagen dagen geleden had schipper Bais een vrachtje van 3 Wieringer jonge dames scheep. De reis was
heel voorspoedig tot aan "de kant" van 't eiland. Maar nu bleek het groot bezwaar om dat vrachtje te lossen. Er
was vrij wat brtes en in de zoogenaamde haven lag 't schuit aan schuit. Aan de steenglooiing was 't onmogelijk
wegens den golfslag, 't Eenige was aan den Wierdam.
Was het alzoo mooi, niet bij "lagerwal"; 't kon niet anders.
Voor Bats en zijn jongens was 't een kleinigheid om met behulp van een trap van 2 sporten tegen die 4 a 5 meter
hoogen dijk op te klauteren. Niet echter voor de jongedames; maar de postschipper wist wel raad. Met de eene
hand zich vasthoudende aan een touw, bevestigd boven op den dam, liet hij zich ter halverwege afzakken en greep
op goed geluk af in den stikdonkere de hand van een der jongedames en heesch ze zoo een voor een naar boven op
t groot gevaar af, dat hij ze niet aan de andere zijde van den kruin op de daar liggende schepen slingerde.
De reis verder langs den wierdam, den dijk over gespannen touwen van de schepen, planken, houtwerk en allerlei
rommel tot onder op den begane weg, was ook niet zoo bijster mooi.
Een reiziger zeide laatst: "Wat zijn die Wieringers toch een mak en tam volkje dat ze zich dat alle maar getroos
ten!! Zie eens naar Texel! Daar hebben ze net zoo lang geschreeuwd en gewerkt tot ze niet alleen een stoomboot
hebben gekregen, maar dat de Staat en Provincie duizenden hebben toegezegd voor de verbetering van de haven of
wel een nieuwe haven!"
Maar die man kende zeker de eilanders, de echte niet: die zijn nog leuker dan een Texelaar.Die zeggen: "sedert
Texel zijn stoomboot kreeg is het zoo steenarm geworden dat het zijn bewoners niet meer kan voeden en reeds 113
uit broodsnood naar Amerika is uitgeweken, tenuijl op Wieringen ieder goed zijn brood heeft en er geen armoede
wordt gevonden
Hierbij komt dat de Wieringer zich in het grootste gevaar overgeeft aan zijn postschipper, want zeggen ze, "met
Jan Bais heeft nog niemand een ongeluk gehad". En daarom is 't misschien ook wel, dat men zich op Wieringen al
weinig over een haven bekommert.
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 1 lc jaargang nr, 4 - 1999