1 RANTENBERICHTJES Boven in 't wagenstik werd dikwijls nog een losse zoldering aangebracht de z.g. "til", waarop de granen werden getast; want al waren op Stroe allen grasboeren, ieder had een klein gedeelte bouw land, waarop voor eigen gebruik en voor 't vee rogge, haver, gerst of erwten werden geteeld, welke dan in den winter, zooals gezegd, met de "kneppel"werden gedorscht. Het darskdeurke stond dan open en men hoorde de doffe regelmatige slag van de kneppels op 't graan, dat over de darsk was verspreid. Het mooie rechte roggestroo, werd weer aan schoven gebonden, "sluke" genaamd, en deze werden veel gebruikt voor "krammat" op de zeedijken, een uitstekend afweermiddel tegen de golfslag op het dijktalud. Een merkwaardigheid, dat naar we menen alleen op Stroe werd gefabriceerd was de groene "schi- pekïs" (schapekaas), (want het was er bij uitstek het schapenland) en deze groene kaas had 'n apar te bereiding; 't klinkt misschien onhygiënisch, maar er ging ook door 't groene sap der uitwerpselen van schapen, dat in een linnen doek werd uitgeknepen. Deze kaas, met 'n ietwat scherpe smaak, werd op 't eiland gretig gekocht, en werd vooral aan kin deren toegediend, die uitslag hadden, en 't scheen daar 'n heilzame uitwerking op te hebben. (wordt vervolgd) Uit de Heldersche en Nieuwedieper Courant: 1-4-1868 onder nieuwstijdingen: Men schrijft ons van Wieringen 29 maart. Ds. N. Pott, predikant bij de Doopsgez. Gemeente alhier, hield heden morgen in de kerk te Hypolitushoef zijne afscheidsrede, naar aanleiding van Hand. 20, vs. 32. Een buitengewoon talrijke menigte woonde deze plegtigheid bij. Door Ds. Ab van Laer, predikant te Oosterland en Ds. Kloos, predikant te Hypolitushoef, werden gepaste toespraken gehouden tot de gemeente en tot den waardigen man, welke hier ge durende 44 jaren als voorganger en leeraar der gemeente onvermoeid werkzaam was. Zondag 16-3-1878: Jl. Donderdag had tusschen hier en Wieringen een treurig ongeval plaats. Een klein garnalen- schuitje, genaamd Watergeus, met 2 personen bemand, wilde, niettegenstaande het barre weder, nog beproeven om binnen Wieringen door naar Enkhuizen te komen. Vermoedelijk deed een rukwind het ranke vaartuigje kantelen en hebben de menschen beproefd loopende den vasten wal van Wieringen te bereikenmen heeft ze namelijk voor een korten tijd tot aan de borst toe in het water zien staan en later niet meer gezien. Vermoedelijk zijn zij door de koude omgeko men. De helmstok van het schuitje is hier aangebragt. - 102 - Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hóógte" - 1 V jaargang nr. 4 - 1999

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1999 | | pagina 16