ET EILAND WlERINGEN VOOR EEN HALVE EEUW
- 101 -
Uit de krant van 4 mei 1939
De familie-boerderijenbouw is vooral nog zichtbaar op het historische Stroe. -Nog-, dat wil zeggen,
dat nu velen van die typische ouderwetsche boerderijen in zeer vervallen toestand verkeeren, van
enkelen de schuren zijn afgebroken, en er ook geheel met den grond gelijk gemaakt zijn. Neen, het
welvarende Stroe van 50 jaar geleden is niet meer te herkennen.
Hier woonden de welgestelde "bovenwalsche" boeren, de uitgebreide meniste families Kuut, Lont
en Klein, zich van vader op zoon vasthoudend, aan de oude tradities en gebruiken, stoer, maar
rechtschapen.
Door de gelijkluidende namen, was 't hier evenals van Den Oever door ons werd beschreven, ook
al weer noodig, dat aan den voornaam in de dagelijksche wandeling n toenaam werd gevoegd als.
Piet van Antje, Dirk vanTeetje, Piet van Frans, Elbert van Antje, enz. Het teekent ook, dat tot en
met Smerp bijna het geheele Oostdeel van het eiland de Ned. Hervormde godsdienst beleed, .er-
wijl Stroe de kern van 't Doopsgezinde Gemeenteleven vormde.
In bijna iedere krocht aan de Stroeërweg stond een hofstede, de een precies op de ander gelijkend,
't geteerde schuurschot blakerend in de zon, de mestvaalt voor de deur van t achterhuus, en t was
iederen dag vaste gewoonte als de groep was gemest en 't achterhuus geschrobt, dat de bezum en
mestvork, buiten naast de deur stonden opgesteld.
De indeeling der boerderij was voor dien tijd gerieflijk', achter 't achterhuus was de kamer en daar
achter 't voerhuis, ook met 'n buitendeur. Vanaf 't achterhuus kwam men door 't "dwarsgankje" op
de darsk (dorsch). Hier was tegen de buitenmuur het darskschoerstientje (schoorsteen) gebouwd;
aan de darskzij was dit op anderhalve meter hoogte open en vormde een soort schouw, waarin de
vuurpot stond en waarboven de boerin in de ketel of de pan, die zij aan de ketting boven t turf- of
"tarle"-vuur (gedroogde schapenmest) hing, 't middagmaal kookte.
Een dorsschoorsteen
Aan de andere zijde was de darsk afge
scheiden door 'n paar meter hoog hou
ten schot van 't wagenstik (stuk van de
boerderij waar door de groote deuren
de volgeladen wagens konden worden
binnengereden) en 't vierkant waarin 't
hooi werd opgetast.
In het genoemde schot was ook 't
"darskkooike", (de bedstede waar in de
regel de knecht sliep) en aan dat schot
hing ook steeds op 'n vaste plaats de
kneppel (vlegel) die hier voor 't dor-
schen van graan werd gebruikt.
Vanuit de darsk kon men ook 't "uutlid"
bereiken, waarin bergplaats was voor de
melk en de boerin de boter en kaas
bereidde. Bovendien waren daar de stal
len voor klein vee.
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 1 le jaargang nr. 4 - 1999