1206 Op donderdag 18 januari 1945, ging de lijkkoets vanuit Ilpendam door de, door de Duitse Bezetter gedeeltelijk geïnundeerde Beemster en de Schermer naar de Algemene Begraafplaats in Alkmaar. Het personeel van de begrafenisonderneming had te kennen gegeven alleen te zullen rijden, als hen zowel de paarden onderweg voedsel was gegarandeerd. Alle 'echte' paarden waren overigens gevorderd door de Duitse Bezetter en van de paarden die men had laten onderduiken, liet men er uiteraard geen van op de weg. Hierdoor kon de lijkkoets slechts bespannen worden door een bruine en een witte hit, kleinsoortige paardjes, ook wel "ketten" genoemd. Hoewel Arie Nederlands Hervormd was, betrof het een katholieke lijkkoets, blijkbaar de enige die nog voorhanden was. Een groot rijzig kruis domineerde het dak. Als een laatste eerbetoon van de overle dene aan de Wieringer pastoor, die hem destijds als burgemeester in het zadel hielp. In storm, regen en sneeuw werd de tocht naar Alkmaar aanvaard. De zwarte gordijnen van de ouderwetse lijkwagen fladderden in de gure noordoosten wind. Antje en Marie, de vrouw van zoon Piet, zaten met een warme stoof in het enige volgrijtuig, getrokken door een paard, waarover men blijkbaar toch nog de beschikking had weten te verkrijgen. De zonen Piet, Jan, de zoon en dochter van Piet en het voormalige getrouwe Wieringer dienstmeisje Mien de Waal-Numeijer reden er op fietsen met slechte, zogenaamde "anti-plof' banden achteraan. Het weer was zo bar slecht, dat de fietsers bijna in sloten waaiden. Halverwege, ook op de terugweg, werd te Middenbeemster gerust, vooral voor de vermagerde paarden. Toen de stoet rond de middag eindelijk bij het huis van Jan in Alkmaar was gearriveerd en men enigszins was bijgekomen, besloten zij eerst "Pa maar weg te brengen". Ze moesten nl. voor aanvang van de door de Duitse Bezetter ingestelde spertijd van 20.00 uur weer terug zijn in Ilpendam. Alvorens terug te keren, had Maartje, de vrouw van Jan, haar laatste zuinig bewaarde rijst gekookt voor de koetsiers. De familie redeneerde dat het toch jammer zou zijn, als de lijkkoets weer leeg naar Ilpendam zou terugrijden, want in die tijd was er totaal geen transport meer. Dus gingen in de lege lijkwagen een zak uien en een zak aardappelen mee! Bij de aankoop van de grafkelder had Arie Peereboom al gezegd: "Jullie zullen misschien nog een hele sjouw aan mij krijgen". Hij had gelijk gekregen. Een oud gezegde luidt: "Zo je hebt geleefd, zo word je begraven". Arie Peereboom, had zich als arme jongen in maatschappelijk opzicht zó opgewerkt. En dat in een tijd dat je, als een dubbeltje geboren, niet makkelijk een kwartje werd. Die door het asiel- verblijf van Kroonprins Wilhelm op Wieringen had kennisgemaakt met personen en kringen, die anders onbereikbaar voor hem zouden zijn gebleven. Door de oorlogsomstandigheden had hij toch wel een heel wrang afscheid gekregen. In een krant van 17 januari 1945 stond een door papierschaarste kort in memoriam onder de kop "Oud-Burgemeester Peereboom overleden" dat besloot met de woorden: "aan zijn ambtsperiode op Wieringen zal steeds de herinnering verbonden zijn van het verblijf van den voormaligen kroonprins wat in het stille Hypolitushoef2 en Oosterland gedurende enkele jaren een heele drukte teweeggebracht heeft". Antje Peereboom ging vrij kort na het overlijden van haar man in rusthuis 'Westerlichf' in Alkmaar wonen. Na een goed huwelijk, waarin zij waarschijnlijk haar avontuurlijke karakter had moeten be dwingen, was zij vanaf die tijd nooit meer zonder visite. Haar kleindochter Marianne, dochter van jongste zoon Jan, was heel graag bij haar, omdat zij altijd in was voor gekkigheid. Alles wat je als kind kon bedenken, was voor haar aanleiding om enthousiast mee te doen. Eén kik van "Oma, ik wil Indiaantje of cowboy spelen" en oma maakte mocassins van oude lappen en een grote hoed van karton, bekleed met stof van een oude zwarte onderjurk. "Oma, ik wil op de vijver voor "Westerlichf' schaatsen" en oma ging op de knieën voor haar bed om er een grote plank onderuit te slopen, die vervolgens van de wal over het open gehakte gedeelte tot op het ijs werd geschoven, waarna Marianne en haar broer Arie het alleenvertoningsrecht hadden. De vijver voor "Westerlichf betrof namelijk een soort betonnen bak en om deze niet kapot te laten vriezen en de aanwezige vissen nog voldoende lucht te geven, was het ijs aan de kant opengehakt. Marianne en Arie trokken natuurlijk de plank op het ijs, zodat niemand erbij kon. 2 foutieve spelling

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1998 | | pagina 24