1178
HET EILAND WIERINGEN VOOR 'N HALVE EEUW
Vervolg op 10® jaargang nr. 2 blz. 1110.
Deze stukjes stonden rond 1939 in de krant. U moet er dus nog 50 jaar aftrekken om te vinden
wanneer zich dit afspeelt.
Hoe sober ook, het medeleven der eilandbewoners bij ter aarde bestellingen was een halve eeuw
geleden zonder enig verguldsel en een ontroering moest zeker over den toeschouwer komen als hij met
ontbloot hoofd de stoet liet passeren.
Hier waren werkelijk allen rouwdragenden, het was de buurman, die met zijn boerenwagen en paard
en de buren die achter de wagen liepen, die hun "burenplicht" volbrachten en hem of haar, die ze zoo
van nabij hadden gekend, met diepe weemoed de laatste eer bewezen. Ieder wist hoe ver zijn buurt
strekte, waar hij die plicht had te vervullen; dit was een ongeschreven wet, ook het "omzeggen",
"grafgraven" en "klokluiden".
Was de gestorvene een ongehuwde, dan moesten ook ongehuwden deze taak volbrengen en voor een
gehuwde de gehuwden. De naaste vrouwelijke familieleden droegen in de rouwstoet het lange
rouwkleed "de huik", die hun geheele gestalte, ook het gelaat, bedekte.
Hier werd stipt de hand aan gehouden en had men zelf zulk een huik niet, dan wist men wel adressen
waar men deze kon leenen.
Het was een treffend en ontroerend oogenblik als de geestelijke in het sterfhuis binnenkwam om de
lijkrede uit te spreken, dan onmiddellijk deze rouwkleeden werden omgeslagen; aan het aantal
huikdragenden kon men ook zien hoe groot soms de familie was en dat waren meestal velen, omdat
dorpshuwelijken op het eiland zoo dikwijls werden gesloten.
Kwam de stoet van Den Oever en was deze "de bocht van diek" (Molgerdijk) Oosterland genaderd,
dan begon de klok te luiden.
Nog duidelijk staat ons voor den geest, die lange stoet, langzaam voortschrijdende, waarvan de zwarte
figuren zich scherp aftekenden tegen 't groen van den dijk, terwijl de laaghangende wolken vanuit de
zee opkomend mee schenen te treuren met de sombere klokgalmen, die door 't luchtruim tot ver in de
omtrek klonken.