1172 Hij weigerde in eerste instantie, want wat moest een ouwe Helderse zeebonk in godsnaam in Parijs en dan nog alleen, zo redeneerde hij. Levy Grunwald bood uiteindelijk aan met hem mee te gaan en zo geschiedde. Van hun gezamenlijk verblijf in de lichtstad deed hij als journalist vanzelfsprekend verslag, in een boekje getiteld "Dorus Rijkers in Parijs". Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak en de Duitse bezetter zijn maatregelen tegen de joden begon, dreigde ook voor Levy Grunwald en zijn vrouw deportatie naar het doorgangskamp Westerbork en van daaruit uiteindelijk naar het toen nog onbekende oosten. Om het risico te vermijden dat de joodse bevolking massaal in opstand zou komen, riepen de Duitsers een aantal lijsten in het leven, die bepaalde joden zou vrijwaren van deportatie: de spreekwoordelijke "verdeel en heers-politiek"! De bekendste was de zogenaamde "Bameveld-lijst" vernoemd naar het kasteel aldaar, waar een aantal joden in redelijke vrijheid onder meebrenging van eigen kleding, boeken, meubelen en serviesgoed mocht leven. Een voorwaarde om met de eigen gezinsleden op de "Bameveld-lijst" geplaatst te worden, was dat men zich in het verleden op één of andere wijze verdienstelijk moest hebben gemaakt voor de Nederlandse samenleving. Het was dan ook zeer moeilijk om op de lijst te komen en slechts ruim 500 joden genoten uiteindelijk dit voorrecht. Dit betroffen voornamelijk welgestelden, musici en intellectuelen, zodat in feite een joodse elite gevrijwaard bleef van deportatie. In Kasteel Bameveld werden er 's avonds dan ook lezingen gehouden door wetenschappers en concert-uitvoeringen door musici, die daarvoor nog in het Concertgebouworkest hadden gespeeld. In vergelijking tot de situatie van de andere Nederlandse joden was deze situatie vanzelfsprekend dan ook te krankzinnig voor woorden en veroorzaakte veel wrevel binnen de joodse gemeenschap. En dat was nou juist de bedoeling van de Duitse bezetter! Gezien zijn inspanningen voor het reddingswezen had iemand die Levy Grunwald welgezind was en daartoe de ingangen had, hem en zijn vrouw op de bewuste lijst laten plaatsen en zo waren zij in Bameveld beland. Levy's enige zoon was al weggevoerd; zijn enige dochter woonde al op zichzelf en kwam zodoende niet in aanmerking. Zij was werkzaam bij Philips in Eindhoven en werd met andere joodse werknemers ondergebracht in een speciaal werkcommando in het concentratiekamp Vught, dat werd ingezet voor de Duitse oorlogsindustrie. Van daaruit werd zij naar Auschwitz gedeporteerd, maar wist zich evenals andere Philips- medewerkers, mede door haar onmisbaarheid als arbeidskracht, in leven te houden. Haar broer zou echter nooit terugkeren.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1998 | | pagina 22