1121 Er werd toen om het huis geschoten, waarschijnlijk om eventuele vluchtelingen tegen te houden. Vooral een grote hoop takke-bossen achter het huis moest het ontgelden. Gelukkig kwam mijn moeder niet lang daarna terug. Dus werd de verantwoording van mijn twaalf-jarige schouders genomen. Over de verdere gang van zaken met de mannen is al veel geschreven in het boek over de oorlog op Wieringen. Het is dus niet nodig dat ik daar nog verder over schrijf. De twee mannen die om eten kwamen,hadden geen beste tocht. Om ze zo gauw mogelijk weg te krijgen had mijn moeder ze naar een boer gestuurd waar ze wat aardappelen had staan. Ik weet niet meer welke boer. Mijn moeder had gezegd dat ze daar wat van konden krijgen en dat ze dan maar zo vlug mogelijk moesten vertrekken. Ze zouden in Oosthuizen bij mijn oom Jaap wel kunnen overnachten, dacht ze. Later hoorden we dat ze goed in Oosthuizen waren aangekomen, maar dat ze onderweg alle aardappelen hadden verloren door een gat in de zak. Het verhaal van de tocht over het IJsselmeer, weer terug en later weer heen, staat ook uitvoerig in het eerder genoemde boek te lezen, dus dat kan ik wel overslaan. Toen mijn vader weg was, ging het gerucht dat hij ook een van degenen was, net als Arie Leien sr., die waren gevlucht toen de trein waar ze in zaten, was beschoten. Men had gezien dat oom Fedde een boom voor ons huis had omgezaagd en omdat de broers nogal op elkaar leken, ze verwisseld. In de nood leert men zijn vrienden kennen heet het en dat werd heel duidelijk aan ons gedemonstreerd. Van de een op de andere dag was het bakken bij ons afgelopen en mijn moeder moest zich met mij zien te redden zo goed en zo kwaad als het ging. Veel brandstof hadden we niet en afgezien van wat meel ook niet veel om te eten. Dus werd het pap, pap en nog eens pap. De kippen gaven wel wat eieren maar ook dat hield niet over. Op de bon kreeg je ook al niet veel meer. Ik weet nog dat mijn moeder kaasbonnen had gespaard en bij IJpma een halve kaas had gehaald. Die hebben we toen samen in een keer opgegeten. De avonden brachten we heel vaak door bij buurman Cees en buurvrouw Trijn. Afgewisseld met avonden bij Nan Bakker. Bij deze laatste hadden ze een Agafornuis en het was warm in de keuken. Bij Nan Bakker kwamen iedere avond wel mensen aan de deur, die kwamen vragen of ze in het hooi mochten slapen. En dat mocht vrijwel altijd. De mensen kregen dan ook nog wat te eten. wordt vervolgd

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1998 | | pagina 27