1115
Izaak van Roo en Sara van Hoeven
Het eigen huis werd niet alleen door Izak verdiend, ook zijn vrouw werkte
op het land. De oudste dochter Mientje paste op de kleintjes. Maar vader
Izak werd op het gemeentehuis ontboden en er werd hem verteld dat dat niet
mocht - er was per slot leerplicht.
Toen hoorde Izak dat er op Wieringen werk was, waar meer mee te verdienen
was en zo ging hij in 1928 naar Wieringen.
Hij kwam in de kost bij PouwerBoven Elft, een Zeeuw van Walcheren. Maar
met de strenge winter van 1929 was Izak thuis, geen werk mogelijk, dus niets
te verdienen.
Toen de winter voorbij was, ging de hele familie naar Wieringen. Het was
een hele onderneming met tram, boot, bus en trein. Nel had een doosje met
2 tortelduiven mee. Ze kwamen 18 maart 1929 aan. Alle spullen, meubelen,
huisraad, zou met de boot komen, maar alles was nog dichtgevroren.
Ze kwamen terecht in een lege keet in de Boven Elft. Er was helemaal niets.
Vader, moeder en de jongste kinderen sliepen in de keet, 2 kinderen bij Jansen
en 2 bij Pouwer. Na verloop van tijd kwam het huisraad en toen werd het beter.
Toen ze vertrokken uit Zeeland had moeder Sara haar Cadzandse dracht verkocht
aan haar zusters. Ze zei later:" Nou ben ik in burger, maar je mag je eigen
niet bekijken."
Wilhelmina, de oudste, geboren 9 april 1912 heette in Zeeland Mientje, op
Wieringen Mina. Ze was vanaf haar 12e jaar in Zeeland gelijk voor dag en
nacht bij een boer te werk. Ze mocht wel in de keuken mee—eten met de boer
en de boerin, maar 's avonds zat ze wel op haar bed een potje te huilen.
Ze was 16 jaar toen ze op Wieringen kwam en ze kwam gelijk te werk in de
slagerij van Gert Poppen.