1110 En toch, de toenmalige jeugd haakte naar dit vereenigingsleven en 's Zaterdagsavonds trokken de jonge mannen en jonge dochters uit Den Oever, Smerp, Vartrop, de Haid en Polder in drommen op klompen langs de modderige wegen naar de oude school en plaatsten zich in de banken onder de nieuwe petroleumlampen, die zij zelf hadden aangebracht. Met welk een lust, ijver en geduld werden de eerste zanglessen gevolgd, waar "noten" voor velen een onbekende grootheid waren, en dus met de eenvoudigste melodieen moesten worden begonnen. Wie van de nu oude garde om de Oost herinnert zich niet de eerste liederen die werden gezongen: Als de zon in 't Westen Statig onder gaat Fluistert zij zoo vriend'lijk 't Uur der ruste slaat. en dan van 't Bootie op 't Meer. Hoe zacht glijdt ons bootje Op 't spiegelend meer Hoe kabbelen de golfjes Bij 't boord op en neer 't Windje zoo dartel 't Suist er zoo blij 't Noodt ons tot zingen Ja komt, zingen wij. Natuurlijk werden na een paar jaar uitvoeringen gegeven, en dan werd er een blijspel aan verbonden; om de beurt hadden die Excelsior-uitvoeringen plaats in de Café's van Mayert en Peet aan Den Oever en dan zaten de kleine zaaltjes tjokvol. In de huiskamer van Mayert werd 't tooneel getimmerd, de coulissenvoor- en achterdoek alles van eigen fabrikaat; in een bedstee achter de coulissen konden de kleeren der spelers worden geborgen en natuurlijk was er ook "plankenkoorts". We herinneren ons nog hoe eens vlak voor de uitvoering een der medespelers zoek was. En na lang zoeken vond men hem in een schuurtje achter 't hooi verborgen. Vanzelfsprekend werd hem aan 't verstand gebracht dat hij goed- of kwaadschiks op de planken moest verschijnen, waar anders 't geheele stuk in 't honderd liep Enfin, z'n rol liep er toen af als vet. Ja, alles ademde eenvoud, 't tooneel, de zaal, 't publiek, maar o, het was zoo spontaan, zoo alles één, om de sfeer op hoog peil te houden. Al de dames in de zaal getooid met het gouden ijzer, al die gebaarde mannen, ze pasten zoo in dat laag bezolderde zaaltje, waarvan de muren ook met tegeltableaux waren bezet, en na dat 't doek gezakt was, kon dan zoo echt genoten worden van de ouderwetsche Wieringer Schotsen en Mazurka's. Doch in 't gezinsleven kwam ook meer schakering; er werd thuis gezongen en gemusiceerd. Als in zoo'n eenzame boerderij daar 's avonds aan orgel- en vioolspel de stemmen zich paarden van 't geheele gezin, dan was daar 'n sfeer van huiselijk geluk en tevredenheid waar men tegenwoordig dikwijls tevergeefs naar zoekt. Wordt vervolgd.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1998 | | pagina 16