986 Het eerste tijdvak Het eerste tijdvak van 18A7 tot 1852 wordt gekenmerkt door tegenslag en ondeskundigheid. Te ondiepe sloten, te weinig maalkracht van de molen, daardoor te slappe grond en weinig opbrengst. De grond bevatte ook schadelijke stoffen voor het vee. Hendrik Bosker vertelt over een kudde schapen die achter een ploeger aanlopen en lekker eten van rietwortels. Deze wortels vallen slecht in de magen van de schapen, ze worden ziek en een aantal sterft. Als de koeien in de wei van het slootwater drinken, krijgen ze buikloop en worden heel mager. Soms krijgen ze een gezwel in hun keel. Van een aantal krijgt het zwarte haar een vale zilverkleur. Paarden hadden er minder last van, hun ontlasting werd wat droog en hard. Wat voor paarden een handicap is, is dat de grond zo week is. Ze zakken er in weg. Daarom worden er tijdens het werken plankjes onder de hoeven bevestigd om de paarden niet te diep te laten wegzakken. KAART ïnge 'XV>*y

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1997 | | pagina 12