901 In 1891 wordt er een Jan ge boren, die na een jaar komt te overlijden. In 1895 wordt er als laatste de in het onweerverhaal ge noemde Jan geboren. Deze ziet het levenslicht in een oude boerderij in de Elft, waarvan naast de woonboerde rij Ypelshof nog een restant als schuur staat. Jan huwt in 1920 met de uit Stekene (Belgie) afkomstige Clemance de Bruyne. Zij is de dochter van een jong gestorven vlas bewerker. Samen met haar broers en zusters komt zij regelmatig naar de Waard en Groetpolder, de Anna Paulowna Polder, Texel en Polder Waard-Nieuwland om vlas te wieden en te trek ken. Na hun huwelijk hebben Jan en Clemance nog enige tijd in de Stroeer water molen gewoond. Jan trouwde dus in 1920- Clemance bleef op Wieringen, haar moeder en broers en zus ters bleven in België wonen. Maar elke zomer kwamen ze met de hele familie hier naar toe om in het vlas te werken.Ze woonden in de schuur bij de boer. Ook in de oorlog kwamen ze en nog een paar jaar er na. Clemance kwam dus uit Belgie en werd heel streng Katholiek opgevoed, ze ging elke morgen naar de kerk. Daar werd de kinderen beloofd dat als ze braaf waren ze later alle dagen rijstebrij van gouden bordjes zouden krijgen. Als moeder dat vertelde, zeiden de kinderen in koor:"Zal je geen rijst lusten, ben je er ook mooi klaar mee." Clemance is na 1920 nooit meer terug geweest in Belgie. Zij ging voor het eerst na 1945 bij haar familie in Belgie op bezoek, helaas was haar moeder al in de oorlog gestorven. Uit het huwelijk van Jan en Clemance wordt in 1923 Maartje geboren, die met Klaas Schat trouwt. In 1931 ziet Augustus het levenslicht, hij trouwt met Sarina Breed. In 1933 komt Pieter ter wereld, die met Marie Scheltus trouwt. Uit het huwelijk van August en Sarina worden in 1959 een Jan en in 1963 een Willeke geboren, die beiden ongehuwd zijn, geen kinderen hebben en niet op Wieringen wonen. Als derde komt er in 1964 een Dirk die tot heden eveneens ongehuwd en kinderloos is. Clemance de Bruyne en Jan Pruimboom

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1996 | | pagina 15