806
Het tijdsbeeld waarin Menno Simons leefde, verklaart iets van zijn aansluiting
bij de Wederdopers en van de gevaren waaraan hij en zijn volgelingen bloot
stonden
Friesland, waar Menno Simons pastoor was, had in de 16e eeuw teveel kloosters:
45 in het geheel, één op misschien een paar duizend inwoners. De meeste waren
oude stichtingen, rijk aan landbezit door schenkingen van gelovigen. De
offervaardigheid van de bevolking was sinds lang ten einde en de vroegere
giften waren tot tamelijk onvruchtbaar bezit geworden. Men kan het lezen
in de pauselijke bul van 1561, waarin de oprichting van een bisdom voor
Friesland wordt geregeld. Hierin wordt de opheffing van drie kloosters
aangekondigd om middelen vrij te maken voor de bezoldiging van de nieuw te
benoemen dignitarissen. Naar veler mening werden in Friesland zoveel kloosters
aangetroffen dat in verhouding tot hun aantal niet genoeg personen werden
gevonden om daarin een kloosterbestaan te leiden.
De 16e eeuw was een tijd waarin men in heel Europa veel kritiek had op het
functionneren van de katholieke kerk. Het is vooral de aflaathandel, die
in 1517 Luther beweegt tot het spijkeren van zijn plakkaat met 95 stellingen
op de kerkdeur van Wittenberg.
Ondanks de steeds strenger wordende straffen van de overheid heeft zijn
kritiek tot gevolg, dat veel gelovigen de katholieke kerk de rug toekeren.Het
aantal aanhangers van een nieuwe leer vermeerdert met de dag. Op veel plaatsen
worden geheime bijeenkomsten gehouden, waar de Hugenoten of Duitse garnizoens
predikers als eerste hervormingspredikers in Nederland optreden.
Later prediken ook Nederlanders de nieuwe leerstellingen. De strenge straffen
hadden tot gevolg dat velen ons land verlieten om in het protestante Engeland
een schuilplaats te vinden. Geschiedschrijvers spreken van 30 000
Nederlanders, die zich in Sandwich en Norwich vestigden.
In Noord-Holland is het de afvallige monnik Peter Gabriel, die in Overveen
bij Haarlem de eerste hagepreek hield.Met welke straffen hiertegen werd
opgetreden, toont het volgende:
in 1534 wordt Jan Cornelis Winter, pastoor van de grote kerk in Amsterdam,