798
HET VERHAAL VAN DE "WEST-ALETA11
(ingestuurd door de heer H.Hegeman uit Alkmaar)
Uit het journaal van de "Brandaris", opgetekend door Jan Cupido:
"12 februari 1920, kreeg bericht van de kustwacht dat het s.s.West-Aleta
ongeveer NW van de toren hulp verlangde.
Stoomde 5.45 uur de haven uit door het Schuitegat, over de Zwartetonsrug,
dicht langs het strand tot dwars van den hoek van de Noordsvaarder en vandaar
recht op de West-Aleta aan, welke midden in de branding zat met de kop naar
de wal gekeerd.
De Brandaris kwam aan bakboord langszijde ten einde de equipage aan boord
te nemen; door het trekken van den stroom kon men de Brandaris niet langszijde
houden vandaar dat er voor een tros aan de West-Aleta werd vastgemaakt.
Het volk dat zich voor de brug naar het kuildek begaf had op deze wijze
gelegenheid één voor één in het net te springen, de laatste sprong echter
door het afwijken van de reddingboot in zee en ging onder de Brandaris door.
Hem werd een reddingboei toegeworpen welke hij direct greep. Door achteruit
draaien werd hij ongeveer op 70 m afstand van het schip in lij aan boord
genomen.
Daarna keerde de Brandaris met de volle equipage, bestaande uit 46 koppen,
naar de haven terug. Doordat het bakboord-anker tijdens het hevige stampen
in aanraking kwam met het schip, scheurde de kluis.
Bemanning: Jan Cupido, Ferdie Kies (machinist), Hendrik van Keulen, Gerrit
Drijver, Albert Tot en Willem Kooijman."
Jan Cupido beschreef zoals gewoonlijk deze redding alsof het het overstappen
van een groep buspassagiers betrof. In werkelijkheid was het geen eenvoudige
redding. In de zware storm
in de nacht van woensdag op donderdag 22 februari raakte de West-Aleta
onbestuurbaar ter hoogte van de Noordergronden bij Terschelling. Men vroeg
onmiddellijk via de radio om sleepboothulp, maar een uur later strandde het
schip al in de branding bij het Thomas Smitgat.
De West-Aleta was een splinternieuw schip, in 1919 gebouwd door Schaw-Batcher
Co.in San Francisco.
Het schip, 5720 bruto-registerton, maakte een reis naar Hamburg, Bremen,
Cardiff, Rotterdam en Antwerpen.
Het had een volle lading:
wijnen, spiritualiën (ca.35 000 vaten met o.a.rode en witte port,
geconcentreerde whiskey en tafelwijnen), rijst en bonen in balen, kisten
met o.a.spek, boter, zeep, nootmuskaat, melk, vlees, haring, vaten talk,
spiritus, sojaolie, een partij planken en rollen rubberslangen.
Op 21 februari begon er lading uit het gebroken en langzaam wegzakkende schip
te spoelen.De Terschellinger blazers voeren onmiddellijk uit en pikten de
lading uit zee om deze bij aankomst op Terschelling over te dragen aan de
burgemeester.
Maar tientallen vaten vonden een andere weg. Vrouwen en kinderen sjouwden
met kannen en emmers portwijn. De bevolking had wijn gedronken, zoveel en
zodanig als wel nooit meer voor zal komen. Ze dronken het uit de klomp en
uit de hoed, zelfs uit lege sardineblikjes.
Er waren jutters die laarzen om hun nek bonden om deze gevuld met port mee