766 Achter het MUZ-park lag het Gat van Klos. Dat werd gebruikt als vuilnisbelt. Dus een heerlijke speelplaats waar we van alles van onze gading vonden. Het was van huis uit streng verboden terrein en daarom nog spannender. Als ik weer eens bij het Gat had gespeeld, was ik natuurlijk doodsbenauwd dat dat uit zou komen. Jan Gorter, de man van Dientje, wilde nogal eens uit de school klappen. En eens toen ik een roetzwart geweten had, vanwege het Gat van Klos kwam hij aanlopen en ik dacht dat hij zou gaan vertellen wat ik gedaan had. Om hem voor te zijn zei ik:" Och mijn moeder weet het allang." Toen moest ik vanzelf opbiechten wat ik op mijn kerfstok had. Ik weet niet meer of het volgende verhaal ook in die tijd thuis hoort, maar VC ik wil het toch vertellen. N Eens vonden we bij het Gat een metalen drinkwaterton, tamelijk groot. Die werd met vereende krachten in het water gegooid. Met een stelt als vaarboom ging het prachtig vooruit op het Gat en we hadden dagen lang plezier. Toen het uitlekte werd dat vermaak streng verboden en moesten we stiekum verder gaan. Op een dag waren we weer bij het Gat bezig en een paar grote jongens kwamen ons helpen. Ineke en ik om beurten met één van hen mee. Ik denk dat het Johan de Leeuw was. Terwijl ik op mijn beurt zat te wachten, kwam er een dikke mist opzetten. Vanaf het water werd steeds geroepen om de richting in de gaten te houden. Op dat ogenblik kwam de moeder van Ineke aanwandelen met haar moeder, die op bezoek was. Ik zat zoet onderaan de dijk, maar omdat ze Ineke niet zagen, vroeg mevrouw Boon: "Heb jij Ineke soms gezien?" Ik heb toen "nee" gezegd, want ik zag haar vanwege de mist echt niet. Toen Ineke aan land kwam is ze vlug naar huis gehold om te voorkomen dat er een zoekactie op touw zou worden gezet. Het Gat van Klos was behalve vuilnisbelt in de winter een mooie ijsbaan. Ik reed al heel vroeg een aardige schaats, een erfenis van allebei mijn ouders die ook aardig uit de weg konden, maar dan wel op rondrijders. Mijn moeder vond dus dat ik toen ikanderhalf jaar was en goed kon lopen nodig op schaatsen moest toen er ijs kwam. Ik kan me niet herinneren of er in het begin een stoeltje of krukje aan te pas kwam, ik denk het haast niet. In ieder geval heb ik altijd plezier aan schaatsenrijden gehad. Ineke was minder enthousiast. Met schaatsen had ik dan ook meestal andere kornuitjes, meestal wat ouder. Ik keek erg op bij Gre Kool, die eens in een winter een accordeon bij elkaar spaarde van geld dat ze op de korte baan had gewonnen. Ik heb vast nog wel wat vergeten uit het MUZ-park.dat duikt misschien nog wel eens op bij een latere gelegenheid. Het dorp was in mijn eerste levensjaren een verre,vreemde wereld. Bij Blankman begon het grote onbekende, de Gest en het pad naar het gat van Donkerbroek. Wat verderop stond een huis dat in mijn geheugen altijd wit geschilderd was. Daar woonde de koningin dacht ik. De Akkerweg bij Willem Stadig en Cees Maars was weer wat bekenderwant daar woonden behalve Arie Leijen, Opie en Opa Stadig en Oom Klaas Stadig. Bovendien was daar het galanteriewinkeltje van Nel Stadig, de Vossenboer, waar het altijd zo stonk en de pastorie met in de tuin een notenboom.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1995 | | pagina 23