760
In het eerste huis, vanaf Den Oever gerekend, woonden buurman Fer en buurvrouw
Trijn, waar nu Herman nog woont, allemaal met de achternaam Doesburg.
Ik speelde nogal eens met Hemke,dat moest wel in het grootste geheim, want
Hemke wilde helemaal niet weten, dat hij met kleine meisjes speelde. Stel
je voor dat Dries (Berghorst) of Reindert, Hemkes oudere broer, er de lucht
van kregen, dan was zijn hele renome naar de maan. Maar als die grote jongens
niet in de buurt waren, dan waren we hele grote vrienden.
Ik weet nog dat mijn moeder eens een vilten tasje voor me had gemaakt en
dat Hemke er ook graag een wilde. Ik zeurde net zo lang tot mijn moeder er
ook een voor hem maakte.
Toen ik eens met mijn moeder in Alkmaar was, zag ik in een winkel een petje.
Dat leek op de petjes die Hemke droeg. Toen ik weer thuis was, vertelde ik
heel trots: "Hemke, ik heaw een petje voer je zien."
Buurmap Fer was behalve petroleumboer ook kippenhouderHet was een groot
feest als er kuikentjes waren en ik in de kippeboet mocht komen kijken hoe
al dat kleine grut onder de kunstmoeder krioelde. Bij buurvrouw Trijn was
ik nogal eens te gast, want daar aten ze vaak chocoladepap en dat smaakte
natuurlijk heerlijk.
Als buurman kippen ging slachten stond ik daar ook met mijn neus bovenop
en als buurman zei:"Ga maar een schaaltje halen, dan krijg je de windeieren
en de dooiers die nog in de geslachte kippen zitten", was ik gelukkig.
In het tweede huis woonden buurvrouw Nel en buurman Jan Metselaarwaarmee
ik niet alleen in mijn jeugd, maar mijn hele verdere leven een goed contact
- hoofdzakelijk per brief - heb gehouden. Trijnie, hun dochter, was een paar
jaar ouder dan ik en is ook altijd een fijn contact gebleven. Zij verzamelde
jarenlang knipsels uit de Wieringer krant voor me, maar dat is een later
verhaal.
De overlevering wil, dat één van de eerste woorden die ik kon zeggen Tija
was en dat betekende dan "Trijnie", wat het buurmeisje aan de andere kant,
Corrie Metselaar van Cees Metselaar, eens heeft doen opmerken. Rita^
nog helemaal niet praten en ik wel. Zij zegt Tija en ik zeg Krijnie.
Eens had buurvrouw beloofd dat ik een dagje mee mocht naar Westerklief. Daar
woonden de ouders van buurman Jan. Ik was zo bang dat
dat ik al heel vroeg boven aan de trap zat, met het gevolg dat ik de hele
gastdag zo slaperig was dat ik me van het hele feest niets meer herinner.
Buurman en buurvrouw hadden een regenput en als er haren Bewassen m°®^en
worden, mochten we daar water uit putten met een akertje. Omdat ik enig ki