686
VUURTORENS OP WERINGEN
Wanneer Wieringen een eiland is geworden is niet geheel duidelijk. Dr.J.C.Daan
schrijft: "in de negende eeuw hoort het eiland onder de St.Maartenskerk te
Utrecht" (1)
Drs. J.T.Bremer vermeldt na het raadplegen van diverse geschriften:
"waarschijnlijk bij de stormvloed in 1170 "(2).
In ieder geval kunnen we wel aannemen, dat sinds die tijd scheepvaart en
visserij langs en rond Wieringen hebben plaats gevonden.
Geschriften van 1300-1400 maken melding van scheepswrakken en strandvonderij
op Wieringen. Tevens wordt melding gemaakt van schepen uit Wieringen, die
de vrachtvaart beoefenen op de Oostzee (2). Zo ontvangen Wieringers samen
met bewoners van o.a. Amsterdam, Enkhuizen en Hindelopen in 1368 vrijheid
van strandrecht in Denemarken (1).
De belangrijke doorgaande route van het Marsdiep naar havens aan de Zuiderzee
loopt ten Oosten van Wieringen, zoals blijkt uit kaarten naar Christiaan
Sgrooten uit 1573 en Nicolaas Witsen uit 1712 (2).
Het vaarwater aan de westkant van het eiland heeft dan ook voornamelijk
betekenis voor het regionale scheepvaartverkeer, zoals van en naar het eiland
en naar de monding van het Oude Veer, een geul die tamelijk ver het binnenland
inloopt, doch niet geschikt is voor grote schepen.
Dat de wateren ten Oosten van het eiland belangrijk zijn is wel zeker,
aangezien op de genoemde kaarten de waterdiepten duidelijk zijn aangegeven.
Voor de positiebepaling van de schepen kunnen we dan ook wel aannemen, dat
veelvuldig gebruik werd gemaakt van het lood, eventueel aangevuld met gegevens
van vaste punten, zoals kerken en molens op Wieringen.
De kerkenlijst van 1395 van de Domkerk te Utrecht vermeldt dan ook reeds
vier kerken op het eiland: HippolytushoefOosterland, Westerland en Stroe.
Terwijl Den Oever sedert de 15e eeuw een gasthuis met daaraan verbonden een
kapel met toren bezat.
(1) Dr.J.C.Daan: Wieringer Land en Leven in de taal, 1950.
(2) Drs.J.T.BremerWiringherlant Deel 1, 1979.
5jC5jC3jC>jC>JCSj< ^jcïjcsjcïjojcsjcsjcïijc >}C5$C3$C5}C>JCS$C2{C5fC5{C