674
Arie kwam dus nog al eens bij ons over de vloer en werd zoals bij ons thuis
gebruikelijk was goedmoedig geplaagd. Eens toen mijn vader aan Arie vroeg
wat hij later ging worden, antwoordde hij dat hij of ging stempelen of naar
de werkverschaffing. Een teken des tijds kennelijk.
In die tijd bestond onze familie, behalve uit mijn vader en moeder en mij
uit een inwonende knecht, Jan Roos, om de een of andere voor mij duistere
reden bij ons Jan Bol geheten. En dan natuurlijk Anna die iedere morgen,
ik weet niet meer hoe laat, kwam.
Omdat ik, vooral zomers vroeg op was, mijn vader en Jan in de bakkerij aan
het werk waren en mijn moeder nog sliep, ging ik op blote voeten en in
nachthemd gauw de weg over, de steeg bij Ab Klein door, langs de boet waar
Jan Midavaine en Bertus woonden en naar de boerderij van Jaap Kool, waar
ik bij Anna in bed kroop. En later van Opa Kool een grandioos ontbijt kreeg
met een ei en dan met Anna mee weer naar huis kwam. Wat een spannend avontuur
voor een kleuter
Trouwens, als het zondag was, mijn ouders graag wilden uitslapen, en de
zondagsschool, waar Anna de juf was, nog niet begonnen was, was daar altijd
Jan nog.
Maar om bij Jan te komen, moest ik eerst in het achter-gedeelte van het huis
komen. Dat was van het voorhuis gescheiden door deuren, die met een haak
op slot gingen. Dat was voor mij geen probleem, erger was de steile trap
die naar de meelzolder leidde. De knechtenkamer was op de meelzolder. En
op de rand van de meelzolder lagen de balen meel, die Asjes altijd op
zaterdag bracht. Mijn vader en Jan moesten die dan eigenlijk verder brengen,
maar ja op zaterdagavond was de werkijver niet altijd op top, dus was het
meestal een hele klimpartij om mijn doel te bereiken.
Jan had in die tijd al verkering met Gonda Ruiter van de Bierdijk. Later
toen hij al in Twisk werkte, kwam hij zondags te vrijen en kreeg ik altijd
een plak (twee en een halve cent) van hem, die dan natuurlijk gauw versnoept
moest worden in het winkeltje van Dientje Gorter.
0, zalig paradijs van alles wat lekker en geheimzinnig was.
Dientje dook achter de toonbank uit het niets te voorschijn en op het
zwartgelakte blad lagen de heerlijkheden uitgespreid. Nader tot het paradijs
kon ik niet komen. Overigens was Dientje er door de week ook natuurlijk en
moest ik daar geregeld naar toe om een pakje Miss Blanche Virginia voor tien
centen, of om groene zeep in de zeepkop.
Omdat ik een overlijdensadvertentie in de Wieringer courant las, kwamen al
deze herinneringen bij mij op en heb ik ze opgeschreven.
SOCIAAL HISTORISCH CENTRUM VOOR FLEVOLAND
Persbericht.
Jaarprijs voor Flevoland.
Het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland reikt eens per jaar de H.N.ter
Veen Jaarprijs voor Flevoland uit.