of hunne Gemagtigden,nieuwe voor in de plaats komen.Zij mogen niet toegelaten worden dan na een behoorlijk On derzoek wegens hunne bekwaamheden,door gemelde Kommis- sarissen of hunne Gemagtigden.Wanneer zij aangenomen zijn,moeten zij den Eed doen op de Ordonnantie en Instructie volgens de Plakaaten deezer Landen.Ook dragen zij een Teken,'t welk bestaat in een Ordon nantie van de Pilotagie en een Loodje,daar hunne Nommer en de voorste Letter van den Naam op staan, om bij alle gelegenhedendes vereischt,te vertoonen. In het oeffenen van hun Beroep moeten zij zig gedra gen naar de order van de Stuurluiden der Lootsschui- ten,zonder,volgens eigen Verkiezingop het een of an der Schip te mogen overgaan,of zonder dat hier om trent eenige Loting of Beurt mag plaats hebben. Het staat echter den Kapitein of Schippers der Zee schepen vrij uit de Lootsschuiten eenen Loots,naar hun genoegen, uit te kiezen, of aan den Wal aan te neemen. Geen der Lootsluiden die eenigen tijd uit- landig geweest zijn,mag zijn Beroep weder aanvaarden, tenzij na een nieuw Onderzoek over 't verloopen der Gronden en Zeegaten.Om van dit Verloop naauwkeurig onderrigt te zijn,moeten de Lootsluidenieder in zij ne Zeegatenalle maanden,en die van Texel en 't Vlie gezamenlijk alle vierendeel jaars,of ook zoo dikwijls als het een Storm gewaaid heeft, de gronden peilen en onderzoeken of de Tonnen ter behoorlijker plaats ge vonden worden,waarvan zij aan de Officiers en Overlui- den van ieder Plaats nette kennis moeten geeven,om hier van verslag te doen aan Kommissarissen van de Pilotagie en er insgelijks de Lootsen van te onderrigten Indien zij,onder het waarneemen van hun Beroep iets der gelijks ondervindenmoeten zij insgelijks den Officie ren en Overluiden aandienen.De Lootsen zijn verpligt een Mijl buiten de Gronden aan Boord te komen,en indien zij niet eer dan binnen de eerste Ton aan Boord zijn,ver dienen zij maar half geld.Zij zijn gehouden om het Schip te brengen over 't Vlaak,het zij het in Texel of het Vlie binnen gelootst is.Tweederlei Ondiepten zijn er,die beide het Vlaak genoemd worden en waar van het een ten Oosten en het ander ten Westen van de Droogte het Breezand gelegen is. Het Vlaak ten Oosten van het Breezand wordt het Vriessche Vlaak en dat ten Westen het Wieringer Vlaak geheeten. Wanneer de Schepen over hetzelve gebragt zijn, hebben de Lootsen het gewoone Loon verdienddoch indien de Kapiteins of Schippers verkiezen de Lootsen aan Boord te houden tot aan hunne beoogde Losplaats, mogen deezen zulks op een bepaalde Vermeerdering van Loon niet weigeren, en gewoonlijk brengen zij de Schepen tot voor de Stad. De Kapiteins of Schippersdie in Texel inloopen, vermogen echter de Lootsen in het Marsdiep of on der de Vlieter af te danken, waardoor een gedeelte van het Lootsgeld wordt verminderd.Een Kapitein of Schipper,die een Loots van Texel heeft ingeno men met oogmerk om hier in te loopen,mag wanneer hij,door tegenwindstorm of andere toevallen voor

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1993 | | pagina 24