442 gen waren die hun wierriem daar niet gemaakt hadden, war°n er ook moeilijkheden ontstaan over de mate waarin geheel Wielin gen aan deze dijk zou moeten bijdragen. Andries van B- ronckhorst, raadsheer van het Hof van Holland en Stalpaert van der Wiele, rentmeester van West-Friesland togen naar Wieringen om de zaak te onderzoeken. Zij kwamen tot de conclusie dat daar een veel zwaardere wierdijk vóór de dijk gelegd zou moeten worden dan er nu gedeeltelijk lag. Deze nieuwe dijk zou gebouwd worden en verder ten laste komen van geheel Wieringen, terwijl de achterdijk, de oude dijk, door het dorp Den Oever onderhouden moest worden. Ten zuiden van Wieringen was in de 16de eeuw het oorspronke lijke veenpakket, hoewel doorsneden door geulen wen bedekt met klei - afzettingen, nog nagenoeg in tact. In deze tijd verander de het kwelderland daar in een uitgestrekte slikvlakte. In 1540 verzochten enige Amsterdammers, bij monde van Adam Klaasz. en Klaas Pietersz. dit gebied te bedijken. Nadat een commissie van de rekenkamer uit Den Haag was komen kijken, werd hen op 13 mei 1541 octrooi tot bedijking van deze gronden verleend, waardoor de polder Nieuwland ontstond. Onder de bepalingen in dit octrooi zijn er enkele van belang: de bedij king moest binnen drie jaar voltooid zijn, anders zou het octrooi vervallen. De buitendijkse aanwas bleef domeinbezit; de bedijkers mochten daaruit aarde halen voor dijkonderhoud en -herstel De lozing van het oude land van Wieringen zou via het Nieuw land gegarandeerd blijven en het oxide land zou bijdragen in de kosten van een sluis en uitwateringssloot Drieënvijftig jaar later, in 1594, bleken deze gronden nog steeds niet bedijkt, daar Pieter Boom, zoon van Cornelis Boom, een van de bedijkers van 1541, opnieuw octrooi tot bedijking van deze gronden aanvroeg. Volgens zijn zeggen was deze onder neming mislukt vanwege de troebelen, de tachtigjarige oorlog. Zijn vader en diens medestanders waren voor een deel genood zaakt geweest voor de Spanjaarden naar het buitenland te vluchten. Omdat op die plaats de afwatering van het eiland stagneerde tengevolge van allerlei slik en wier dat in de uitwaterings- sloten dreef, was het toch het beste deze gronden alsnog te bedijken, volgens Pieter. Tenslotte is de polder Nieuwland bedijkt tussen 1594 en 1627. In 1683 moesten deze gronden helaas weer aan de golven prijs worden gegeven en zijn deze tot 1846 onbedijkt blijven liggen. In dat jaar werd de polder samen met andere gronden opnieuw bedijkt. De polder kreeg de naam Waard-Nieuwland Als gevolg van de ontwikkeling van het Marsdiep en de krachti ger geworden getijdewerking rondom het eiland werd de stroom- flchuri.ng daar in de tweede helft van de 16de eeuw groter en verdween steeds meer buitendijks land in zee. In 1610 stortte zelfs een dijkgedeelte bij Den Oever in zee. Een inspectietocht rond het eiland uit 1627 geeft vervolgens uitvoerige aanwijzingen over de aard van de eilandsdijkenDe noorderoever en de zuidzijde van het eiland bestonden gedeeltelijk uit aarden dijken en gedeeltelijk uit wierdijken. Dat wil zeggen dat in deze periode het voorland rond het eiland nog niet helemaal verdwenen was, omdat men, zoals boven reeds gezegd, voor aarden dijken geen wier nodig had. Ook

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1993 | | pagina 10