402
HOE GING DE HULP VERDER
De mannen uit de Beurs gingen snel Den Oever in om de dorpsomroeper aan het
werk te zetten. En ze vertelden zelf waarschijnlijk aan ieder die ze tegen
kwamen, dat er een schip in nood was.
De aangesloten lichterschippers - ze moesten "onder de kapel behoren" - kwamen
zo vlug mogelijk naar de Kapel. Daar werd door de Kapelvoogden geloot, wie
het werk mochten gaan doen.En dan toog men zo snel als het "zeil" het toeliet
te hulp.
Op zee werd soms roepende van lichterschip tot schip-in-nood een mondeling
contract gesloten voor de berging. Dat ging op "goede mans zeggen"-op
erewoord.Bij gebrek aan andere communicatiemiddelen moest het wel op die
manier
Als het in nood zijnde schip al te ver in de problemen was, werd er
vanzelfsprekend gered wat er te redden viel zonder afspraken van te voren.
Het kwam wel voor, dat er geen levende ziel meer aan boord was. Dan werd
steevast begonnen met eerst de aanwezige lijken te bergen en te proberen
hun identiteit vast te stellen. Dat laatste in het belang van de nabestaanden.
Het geld dat met zo'n redding of contract verdiend werd, werd afgedragen
aan de Kapelvoogden, onder aftrek van het door de lichterschipper verdiende
Icon.Dat geld ging in een deugdelijke kist, met twee sloten gesloten.De kist
werd bewaard bij de oudste Kapelvoogd, de twee sleutels bij de twee in
leeftijd daarop volgende voogden.Ook obligaties, documenten en belangrijke
papieren bevonden zich in die kist. Het was dus nogal omslachtig en tijdrovend
om iets uit de kist te halen of erin te doen.Het systeem bevorderde wel de
eerlijkheid.