424
Op 26 januari verschijnen Jan Lourisz.Borgscheepstimmerman en zijn broer
Aarjen Lourisz.Borg,schippervoor de schepenen van de banne Oosterland.
Zij verklaren, dat zij op verzoek van kapitein Jan Chr.Eijk naar "De
Venetiaanse Galeij" zijn gevaren om te inspecteren of het de moeite en het
geld loont om het schip van de zandplaat te laten halen.
De gebroeders Borg hebben met hun zeilschip zo dicht mogelijk bij het wrak
gekeken en zij bevonden, dat het aan de lijzijde ontzet was en op veel
plaatsen "verramponeert".Bovendien zit het in de grond en vol water.
Zij vinden het schip zoals het daar ligt niet meer waard dan 400 gulden,
en dus bij langena niet waard zoveel kosten te maken. Want op de publieke
veiling van de 13e wilde niemand het voor minder dan 1650 gulden doen.
Aldus hebben zij naar eer en geweten getaxeerd.
Kocht na alle mogelijke moeite het niet lukken het schip uit en van de grond
te krijgen, dan zal de aannemer met zijn manschappen daarvan een verklaring
moeten afleggen.Hij kan dan voor de gedane moeite en voor de gemaakte kosten
een premie krijgen van één honderd gulden.
Als iemand aannemer mocht worden, waarvan de aanbesteder denkt, dat hij niet
in staat is dit werk te klaren, dan zal de aanbesteder de vrijheid hebben
opnieuw het werk in veiling te brengen. De aannemer zal twee ?personeni uit
de schipperij alhier als borgen moeten hebben.
De plukpenning werd opgestoken.Dat was een halve gouden rijder, ter waarde
van 7 gulden.Deze plukpenning werd gehaald door Pieter Maats door een bod
van 1650 gulden. De kapitein heeft het bod laten instellen op 500 gulden
en vervolgens werd het opgeveild tot een somma van 900 gulden.Daarop werd
het aangehouden.
Deze veiling vond plaats op 13 januari 1779 in de herberg "'T Slants Welvaren"
aan Den Oever.
Zcy ycvr- c/c