423
Tot algemene schrik stootte kort daarna het schip "het roer van het gat".'t
Brak af en door het stoten ging ook een deel van het hek verloren, waardoor
het overspoelende water vrij spel had. Door de vliegende storm, zonder roer,
zonder ankers en touwen dreef het schip naar een zandplaat in de buurt van
Wieringen. Deze zandplaat is genaamd "De Zeug". Door een klap tegen de
zandplaat werd het schip ook nog lekgestoten. De twee pompen aan boord konden
het niet droog houden. Het water kwam al hoger, hoe hard de bemanning ook
pompte en hoosde.Het schip liep vol en ging aan bakboord overstag.
Het was toen vrijdagmiddag 1 januari 1779. Er werd vlug om hulp geseind.
Tegen de avond kwam een schip met enige manschappen van Den Oever. De kapitein
vroeg onmiddellijk om een lichter en de volgende morgen om 7 uur kwam
lichterschipper Arie Pietersz met 15 manschappen.
Hij zou "op goede mans zeggen" proberen zoveel mogelijk van de goederen te
redden. Dat werd gedaan. De bemanning wilde wel helpen, maar dat mocht niet
van de lichterschipper. Hij dreigde zelfs terug naar de wal te gaan. Dat
was niet de bedoeling.
Goederen en bemanning werden naar de wal gebracht. Daar werd een klein
scheepje gehuurd, waarmee een deel van de bemanning in de buurt van "De
Venetiaanse Galeij" ging liggen om op te passen.
Iedereen verklaarde dat al deze narigheid was ontstaan door het slechte weer
en niet door onbekwame leiding van de kapitein.
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Op 4 januari 1779 spreken de kapitein Jan Christiaan Eijk en de
lichterschippers Cornelis Paulisz en Simon Jansz.Snooij af, dat deze laatsten
zoveel mogelijk goederen naar Amsterdam zullen brengen. Als dat niet lukt
door de vorst, dan in ieder geval naar Medemblik. Mocht 't weer alles
verhinderen, dan gaat de afspraak niet door.
"De Venetiaanse Galeij" is niet meer te redden en kapitein Eijk stelt
condities op voor de aanbesteding om het schip van de zandplaat te halen
en naar Amsterdam te slepen.
Hier volgen die condities:
de aannemer zal gehouden zijn het schip naar Amsterdam te brengen, naar een
nader aan te wijzen timmerplaats.
Als de aannemer nog een restant van de lading weet te bergen, zal hij bij
verkoop daarvan l/3e van de prijs mogen behouden.
De aannemer zal direct (als weer en wind het toestaan) met zijn aangenomen
werk beginnen en al het benodigde, zoals manschappen, schepen, gereedschappen
victualiën en verdere benodigdheden komen voor zijn rekening.
De besteder is van plan stengen en raas, touwwerk, scheepsbehoeften en verdere
osse goederen uit het schip te halen. Dat zal de aannemer moeten goed vinden,
e goederen, die de aannemer nodig heeft voor zijn werk zullen in de boot
ij ven. Behalve t roer en een anker, die zijn reeds op het eiland gebracht.
en^ls'd^bestei338^^ d"S "de PlukPenning komt te trekken
u besteder dat bod wil ophouden tot hij zijn principalen heeft
8eXXeoe" antUOOr'1 heeft 8ekre6en' ZOlanS de aannemer zijn bod