4:5
Art.34.
De Schippers, en der selver Knegts met hunne Scheepen niet in
dienst zijnde,zullen als Sjouwers mogen meede looten.
Art.35.
Alle de geene, dewelke tot een Sjouw aanloot, zal in Persoon
meede moeten gaan, en zoo lange op de Sjouw in dienst blijven,
als deselve duurt, of hij door den geene die het Werk heeft
aangenoomen ontslaagen word, op poene van zes guldens ten behoeve
der Capelbeurse, en daarenboven geen duit van de Sjouw te kunnen
eisschen of pretendeeren.
Art.36.
In gevalle een Schipper of Aanneemer dewelke Sjouwers laat
aanlooten, Persoonen ontdekt dewelke sig meede onder de looting
willen begeeven, die hij tot het vereischte werk niet in staat
erkent, zal hij sulks aan Capelvoogden moeten te kennen geeven,
en daar over door Capelvoogden, en de vier oudste present zijnde
Schippers worden geoordeeld, aan welk oordeel sig Partijen alsdan
sonder eenige tegenspraak zullen moeten onderwerpen, op een boete
van drie guldens ten behoeve der Capelbeurse te verbeuren bij
den geene welke sig daartegen eenigsints opposeert.
Art.37.
Sjouwers beneeden de agtien jaaren oud zijnde, zullen meede op
een Sjouw gaande niet meer dan een halve Manspart kunnen genieten,
sullende egter gehouden zijn na vermogen en gegeevene ordres
de vereischte dienst te doen.
Art.38.
Alle de geene die meede op een Sjouw gaan zullen sig in alles
getrouw en eerlijk moeten gedraagen, sonder ietwes, hoe genaamt
van de Goederen, dewelke door hun gered of geborgen worden, te
verduisteren, direct of indirect, op poene van terstond bij
ontdekking van dien aan Land gezet, en geheel van de Sjouw
verstooken te zullen zijn, en nimmer weeder in dienst geëmployeert
te zullen mogen worden, alles onvermindert de gestatueerde
Placaaten van den lande.
Art.39.
Insgelijks zullen alle de geene die meede op een Sjouw gaan,
sig in alles moeten gedraagen, en doen na de ordres en beveelen
van den Aanneemer, of den geene die het werk is aanbevoolen,
op poene dat de Onwillige terstond van den dienst ontslaagen,
en daar na bij de eerste geleegentheid aan Land gezet, en daar
van geen duit kunnen of moogen pretendeeren.
Art.40.
Iemand, die in manieren voorsz.in dienst is siek wordende, zal
met voorkennisse van den Aanneemer of Bevelhebber van de Sjouw
af,en na huis mogen gaan, sullende den Aanneemer den zoodanigen
moeten betaalen bij den tijd af, en in cas van dispuut zal