414
alle de overige Sjouwers, dewelke hij ter hulpe.adsistentie en
redding van het in nood zijnde Schip, en desselfs Laading
benoodigt heeft, zal hij op den Oever voornoemt moeten doen
aanlooten.
Art.30.
Een Schipper kans ziende, een of meer verloorene Scheepsankers
te vissen, zal daartoe zoodanige Manschap mogen meede neemen
als hij zal gelieven goed te vinden, zonder daar omtrent aan
eenige looting gehouden te weesen.
Art.31
Iemand,onder het Contract behoorende, een Schip het zij publicq
of uit ter hand aangenoomen hebbende te adsisteeren, te helpen
of te redden, zal de daartoe benoodigde Sjouwers aan den Oever
voornoemt moeten doen aanlooten, en in cas hij het benoodigde
getal Manschap aan den Oever niet kan bekoomen, zal den Aanneemer
de verder benoodigde Manschap elders op Wieringen mogen aanneemen,
dog geen Vreemdelingen of Buitenlanders mogen gebruiken, als
in geval hij geen andere kan bekomen.
Art.32.
Een Schipper of Aanneemer als vooren Sjouwers benoodigt hebbende,
zal daar van aan een der Capelvoogden kennisse moeten geeven,
en daar na den Roeper met voorkennis der Capelvoogden den Oever
moeten rond zenden te roepen, ten einde het Volk bij de Schippers
Beurs opkome te looten.
Art.33.
Alle lootingen zullen geschieden na dat de looting door den Roeper
der Oever is rondgeroepen, en niet eerderzullende de geen die
na de gedaane looting komt voor die reise geen Lot hebben.