413
de ordinaris Capelgelden even als bevoorens moeten voldoen en
betaalen.
Art.25.
Als een Burger of Sjouwer sig de voorsz.hulp komt te onttrekken,
zal dezelve van dien tij d af te reekenen binnen de tij d van een
jaar geen Sjouw van de onder de Capel behoorende Schippers kunnen
of mogen genieten, en van alle verdere voordeelen der Capelbeurse,
of uit kragte deeses voortvloeyende geduurende dat jaar versteeken
zijn.
Art.26.
De geenen, dewelke door ziekten, of andere Lighaams swakheeden
buiten staat is dienst te kunnen doen zal geexcuseert weesen,
mits distinctie van zijn indispositie doende blijken aan de
fungeerende Capelvoogden.
Art.27.
De geene die verdagt zijn, en niet daadelijk overtuigt kunnen
worden sig aan de straf en poenaliteit, Articul 24 gemeld, te
hebben schuldig gemaakt, zullen sig op hun Mannen waarheid en
woord van eer aan de Capelvoogden van alle verdenkingen moeten
zuyveren en bij weigering van dien, vervallen in de boete en
straffe Art.24 gemeld.
Art.28.
Wanneer ontdekt worddat een Schip in het gesigt van Wieringen
bij Stormweer of andersints in nood zijnde om hulp Sjouwt, zal
niemand der onder dit Contract behoorende Schippers, in stilte
van Wieringen na hetzelve vermogen te gaan, op een boete van
een honderd guldens, ten behoeve der Capelbeurse,maar zal daar
van door den geenen die zulks ontdekt, terstond kennisse moeten
worden gegeeven aan Capelvoogden, en zullen alsdan de Schippers
van alle de aan of voor den Oever vlot leggende Ligters,
Voorzeilders en andere Scheepen, onder dit Contract behoorende,
verpligt zijn ilico te looten, wie van hun met zijn Schip, na
het in nood zijnde Schip zal toegaan, zullende den geene die
na het selve niet verkiest te gaan, sig van de looting moeten
onthouden, dewijl de geene die aangeloot is, terstond na de
looting, zonder eenig tijdverzuim sig na het in nood zijnde Schip
zal moeten begeeven om deselve alle mogelijke hulp en adsistentie
toe te brengen, op een boete van vijf en twintig guldens, ten
behoeve als vooren, zullende alsdan daarenboven een ander van
de afgeloote Schippers met toestemming der Capelvoogden in plaatse
van de aangeloote Schipper na het in nood zijnde Schip, ten einde
voornoemt mogen toevaaren, en de eerst aangelootene Schipper
van alle voordeelen daar uit vloeyende verstooken zijn.
Art.29.
Een Schipper bij Stormweer, na een in nood zijnde Schip
afvaarende, zal zoo veele bequaame Persoonen, dog niet boven
zes in getal, na eigen verkiezing mogen meede neemen, als hij
ter bestuur en regeering van zijn Schip benoodigt heeft, dog