409
Art.6.
De Capelvoogden, zullen de Effecten, Goederen en Gelden der Capel
wel en getrouwelijk gaade slaan en administreeren, en daar uit
de Capel en Capelgoederen, hier vooren in het breeder omschreeven,
ten gemeenen nutte behoorlijk onderhouden, zoodanig vereischt
word, en zij in goeden gemoede zullen oordeelen te behooren.
Art.7.
De Capelvoogden zullen boven het gemelde onderhoud der Capel
en Capelgoederen uit de Capelbeurse als van ouds moeten voldoen
en betaalen, de helft van de Onderhouds-Gelden der Gasthuis Put
bij den Oever, de Loodwinder en Klokluyder van de Capelklok en
Uurwerk.
De Schoolmeester van Oosterland, voor dat hij vierendeel jaars
om vierendeel jaars, aan den Oever, en te Oosterland den
Schooldienst waarneemt.
Mitsgaders alles het gunt ten nutte en diensten van een onder
het Capel, of Contract behoorend Schip, hetgeen in ongemak
geraakt, en op ordre der Capelvoogden word gered benoodigt is,
en bij de alsdan daar toe in dienst zijnde Manschap gebruikt
word.
Art.8.
De Capelvoogden zullen boven het voorenstaande geene
extraordinaire uitgiften,ten lasten der Capelbeurse mogen doen
dan die volstrekt nuttig zijn voor de Burgerij of Scheepvaart,
en dan nog niet, als met volkomen consent en toestemming van
ten minsten vier der oudste onder den Capel behoorende Burgers
van den Oever.
Art.9.
De afgaande en nieuw aangestelde Capelvoogden zullen jaarlijks
op den dag wanneer de nieuwe Capelvoogden volgens Articul 2
verkooren zijn, onder de alsdan in de Capel vergaderde Burgers
bij publicque afslag voor dat jaar presenteeren te besteeden
het luyden en loodewinden van de Capelklok en Uurwek, dan de
Aanneemer van het voorige jaar het zelve wel en na genoegen der
Burgerij bediend hebbende, zullen zij het regt en vrijheid hebben,
dezelve zonder nadere afslag tegens de prijs van het voorige
jaar, in dienst te continueeren, mits daarvan alsdan aan de
Burgerij ten zelve tijde kennis geevende.
Art.10.
Het aanstellen van den Baakenman, of Oppasser der Baakenen aan
het oosteinde van het Eiland Wieringen, word aan de Capelvoogden
gelaaten, als van ouds.
Art.11
De meerder dan benoodigde Gelden, welke in tijd en wijlen bij
Kas zullen komen, zullen door de Capelvoogden moeten worden
besteed en aangelegt tot aankoop van rentdoende, dog genoegsaam
gesecureerde Capitaalen, alles zoodanig en op die wijze als zij
ten meesten profij te der Beurse zullen oordeelen.