395 De chirurgijn vraagt aan Hendrikje wat haar klachten zijn. Zij vertelt af en toe vreselijke pijn in haar rug te hebben, het was begonnen in de zij en is daarna in haar rug geschoten. De chirurgijn vraagt of ze on gehinderd kan adem halen, zonder dat de pijn daardoor erger wordt. Ja hoor," zegt Hendrikje, "ik kan vrij adem halen." De chirurgijn vraagt dan of de pijn op één plaats vastzit, en of de pijn steeds even erg is. Waarop Hendrikje antwoordt, dat de pijn niet altijd even erg is, maar wel op één plaats blijft vastzitten. Om nog beter de diagnose te kunnen stellen, vraagt de chirurgijn, wanneer zij voor het laatst ontlasting heeft gehad. Dat was gistermorgen," meldt Hendrikje," maar niet veel en nogal stug." Tenslotte wil de chi rurgijn nog weten wanneer zij die andere omstandigheden "1) heeft ge had. Hendrikje weet zich te herinneren, dat dat zo'n acht weken geleden was geweest. Er wordt besloten een purgatie 2) klaar te maken en er zal een Spaansche vlieg 3) op haar rug gelegd worden. De chirurgijn gaat naar zijn huis om de benodigde middelen te halen. Hij komt direct terug, maar Hendrikje moet eerst heel vlug naar het "huisje". Als ze terugkomt, vraagt de chi rurgijn of ze is afgeweest". "Neen," zegt Hendrikje, die, omdat ze opnieuw een pijnaanval krijgt, naar het toilet verdwijnt. De werkster is met haar meegelopen en als Hendrikje op het toilet zit, roept Maartje naar Mevrouw van Pomeren om naar de W.C. te komen. Mevrouw loopt naar achter, kijkt even om de hoek en keert dan snel terug naar de kamer. Ondertussen heeft de chirurgijn staan nadenken. Hij verandert van inzicht. Hij had gedacht dat de pijn was te beschouwen als een zinkinghstof maar nu begint hij te vermoeden dat het kraamweeen zijn. En als Mevrouw van Pomeren terugkomt in de kamer en de dokter dit met haar bespreekt, kijken zij elkaar eens aan. Ik geef Hendrikje geen purgatie en ik leg geen Spaansche vlieg, ik denk dat de meid een miskraam heeft gekregen," is de conclusie van de chirurgijn. Waarop Mevrouw van Pomeren antwoordt"Dat vrees ik ook, want het is nu wel heel erg met haar." Tijdens dit gesprek is Hendrikje de kamer weer binnengekomen en zegt tegen de dokter dat zij het ongemak heeft gekregen" en dat de pijn veel minder is De chirurgijn loopt nu meteen naar achter en vraagt aan werksterMaartje om een stokje. Daarmee roert hij in het sekreet" 4), maar hij vindt niets. Dan steekt hij zijn hand in de drek en meteen haalt hij een dood voldragen kind te voorschijn. Bij nadere beschouwing is het een jongetje. Maartje moet nu zeer snel een emmer water brengen. Daar doet de dokter het kindje in en dekt de emmer af. Dan loopt hij vlug naar binnen en ver telt Mevrouw van Pomeren, waar Hendrikje bij is, wat hij heeft ontdekt. Hij vraagt daarna aan Hendrikje of ze niet heeft geweten dat ze moest kramen". Nee," zegt Hendrikje, "ik wist niet hoever ik heen was." De chirurgijn heeft daarna het dode kindje gewassen en in het washuisje op de grond gelegd, schoon en zuiver, en netjes toeegdekt. Hij heeft de deur van het washuisje afgesloten. Gehaast is hij de vroedvrouw gaan halen, die in het bijzijn van de chirurgijn en Mevrouw van Pomeren Hen drikje van de nageboorte of moederkoek heeft verlost.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1993 | | pagina 21