384
GESTRAND OP DE DROOGTE JAVA
uit Oud-Rechterlijk Archief Wieringen, Rijksarchief Haarlem)
Op den 13e July 1784 compareerden voor ons Zijmon Coster en Jan Meijertsz.
Timmerman regeerende scheepenen van.de steede Ipolitushoeff op 't Eijland
Wieringen Zieuwert Swan, Symon Jacobsz. en Reijer Molenaar wonende aan den
Oever op desen eijlande en van competente ouderdom, varende met elkander
een Loots of Voorzeijlderschuyt om scheepen over 't Wieringer Vlaak te
brengen dewelke verklaarden ter Requisitie van alle dengenen die deese eenig-
sints soude mogen aangaan
HOE WAAR IS
dat zij getuygen op den 25e Juny laatsleden weijende een harde wint smor-
g'ens vroeg zeemans gebruyk uytzagen of er ook eenig ongemak op zee was,
kregen wel haast int gesigt een schip dat op de droogte genaamt Java aan
de grond zat sjouwende om hulp.
Gingen daarop in haar schuyt en waagden het hoe hard het weijde, en dus
nyet buyten gevaar, met haar schuyt door de holle zee na dat in noot zit
tende schip te stevenenaan boord komende bevonden het te zijn een schip
komende uyt Amerika geladen met Tabak en gedestineert na Amsterdam,genaamt
Proteus, gevoert bij Capiteijn Steffen Hills.
Gemelde Capiteijn verleegen zijnde nam haar getuyge met haar schuyt direct
aan zijner hulp om zijn schip van de grond vlot weten te brengen en alles
op goede mannen zeggen, bleeven wel aan het schip maar het woey te hard
om iets met succes te ondernemen tot dat zij getuijgen door het breeken
van haar touwen waarmede zij aan het schip vastlagen, genootsaakt waren
te vlugten, kunnende bij het schip niet duuren, sogten een veijlig Rhee
en quamen behouden aan de westwal ten anker.
Daags daaraan den 26e dito in de morgenstond gingen getuygen zij weder
met harde wind onder Seijl en quamen andermaal aan boord van 't schip en
ondernamen toen het eene anker van 't schip op te winden 't welk haar
met veel moeyte gelukte, ligten daarna de Boeij van 't andere swaar anker
waarvan de Boeyreep gebrooken was, wonden vervolgens met alle kragt aan
dat anker tot dat zij het schip wat voor omkregen, ligten doen mede dat
anker, wonden daarop met veel moeyte en arbeyd aan de twee uytstaande
werpankers het schip voort tot dat zij het selve in vlot water kregen.
Toen 't kluijver en stagzeijl alsmede de bezaan en kruijszeijl bijzet
tende, zijn zij getuygen zoo met 't schip verder van de wal afgeseijlt
't selve schip in diep water gebragt en gèsolveert konden den 27e dito
door de nog aanhoudende harde wint niet voortzeijlen, dog den 28e dito
't weer wat bedaard en redelijk zijnde, wonden met de agter eb haar anker
op en zeijlen het schip over de droogte van 't Vlaak waar omtrent de
scheeps Equipage onkundig was en hebben zij getuijgen ^alsoo 't gemelde
schip op een veijlige plaats gebragt.
Waarop de Capiteijn haat getuygen met haar schuyt op de nademiddag heeft
afgedankt en zij na de wal zijn geseijlt.
Eijdigende zij getuygen haar gegeven verkalring, gevende voor redenen van