370 de dijk opklimmen, wat lang niet gemakkelijk was. Later is er een loop aan het lange hoofd aangebracht. De dijken waren toentertijd alle van zeegras. Ze moesten alle jaren verhoogd worden, wat nog veel werk gaf. Toen de zoon van mijn oom en later die zijn zoon hadden een motorboot.Zij voeren toen vijf maal per dag.Ook konden ze dan beter overkomen met ijs, als het nog niet te dik was. Met het zeilscheepje gebeurde het vaak dat er 5 of 6 dagen geen post overkwam.Er waren toen ook niet meer dan 2500 menschen en nu zijn er meer dan 6000.In vroegere tijd moest ook het vee met kleine schuitjes naar de overkant worden gebracht.Lammeren meestal naar Kolhorn.En dat ging dan met goed weer, maar was het ruw dan kon zoo een schuitje niet varen. Als het stil was, dan was men de geheele dag op zee en leden die lammeren veel dorst. Koeien en paarden overvaren was een gevaarlijk werk. Bij slecht weer geraakten die beesten onderste boven en kwamen in de lij van het scheepje terecht.Zoodat het scheepje haast omviel of veel water aan boord kreeg. Bij slecht stormweer was men aan De Haukes vaak ongerust dat de dijk zou doorbreken. Dan vluchtten de menschen wel eens.En namen nog vee mede. Eens is de dijk doorgebroken. Vandaar nog het Plompgat, wat erg diep is. Mensch of vee is er niet bij omgekomen.Het oude huis, waar vroeger C.Duinker in woonde, en dat nu eigendom is van W.Mostert, daar stond het water tot aan de koeien hun hakken toe op stal.Maar dat was voor mijn tijd. Het water in zee kon met storm ook erg opzweepen. In de Noorderbuurtwaar wij eerst woonden en onze huizen en pakhuizen stonden, kwam het zeewater wel in onze tuin.Het stond wel twee voet hoog op de weg. Ook weet ik dat buurman kwam of ik hem wilde helpen: zijn varkens stonden beoosten zijn huis in het zeewater.Toen hebben we ze in huis gedaan. Ook daar stond het water.Het was een barre boel, maar als de eb kwam, zakte het water ook weer weg. Met zulk weer was men wel eens bevreesd voor de visschers die op zee waren. Het is dan ook gebeurd dat twee jongens van Volkert Bakker zijn verdronken. Met een storm uit het noorden is ook het scheepje van een neef van mij, D.Takes en zijn knecht- een jongen van een neef van mij-Jan Bais- zijn verdronken kort bij Den Oever. De menschen moesten het aanzien dat ze verdronken. Het is wel een wonder dat het niet meer is gebeurd, daar de scheepjes zoo klein waren. Ook zijn er voor Den Oever twee jongens verdronken met goed weer. Die moesten met een zeug naar de vaste wal en zouden dat doen met een bootje.Toen geraakte de zeug aan de kant van het bootje. De zeug was zwaar, zoodat het bootje onderste boven viel en allen verdronken.Waar dat gebeurde heeft nu nog de naam van de Zeug. Wij, alle zeven broers en zusters, zijn allen getrouwd en op Wieringen gebleven. Een broer is op zijn 60ste jaar nog naar Amsterdam gegaan met zijn vrouw en twee kinderen en hij is daar ook overleden. Van al de menschen die met mij op geheel Westerland hebben geleefd zijn er niet meer dan 20 in leven.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1993 | | pagina 22