319
Hoe interessant het ook is - vooral voor de familie Kooij - dat de plaats
waar de voorvaderlijke eendenkooi lag, nu gevonden is en dat de grafelijke
vergunning niet op naam van een Kooij stond maar van Jan Allertsz(Buyrman)
mijn hoop om langs de weg van die grafelijke vergunning genealogische gegevens
te vinden over de voorouders van Jan Aeriaensz.Kooij ging hiermee wel in
rook op, want er bleek geen enkele familieverwantschap te bestaan tussen
Jan Allertsz(Buyrman) en Jan Aeriaensz.
KooijZoals gezegd staat van slechts één kooi het consent op naam van de
kooiker zelf, en wel van kooi nr.18. Zowel Jan Cornelis Broers als later
Cornelis Jansz.Broers, zijn zoon, waren zélf de kooikers en dus collega's
van Jan Aeriaensz.KooijMisschien staan zij daarom borg voor hem als hij
in 1675 het huis koopt op "het Bolke" bij de kerk van Hippo, waarvan in de
aanhef sprake is. Overigens werd door deze aankoop Jan Aeriaensz.Kooij buu^yan
van Sijmen Cornelisz.Broers die er al woonde met zijn vrouw Tetje Cornelis
Wanneer we bedenken dat in 1682 Jan Aeriaensz.Kooij trouwt met Gerbrich
Cornelis, en dat borgen vaak familieleden waren, zou hier wél een
familierelatie kunnen schuilen. Die echter moeilijk te bewijzen omdat
het patronym Cornelis een van de meest algemene is op Wieringen.
Maar al komen we zo niets naders aan de weet van het vóórgeslacht van de
stamvader der Kooijen, dit is wel het geval met zijn nageslacht, want we
krijgen een aanvulling van de gegevens in de kerkelijke registers. Van zijn
negen zoons zijn er zeker twee, mogelijk drie, die in zijn voetstappen zijn
getreden en ook kooiker zijn geworden
De eerste is Aeriaen Jansz.Kooij, die het bedrijf van zijn^ader in kooi
nr.16 heeft overgenomen, mogelijk al na diens dood in 1729 In een akte
uit 1743 staat hij als "Aryan Jansz.Kooij, kooijman zijnde van den
vogelkooij": ook in zijn tijd zijn er onverlaten clandestien in zijn kooi
bezig met schieten en vangen.Na hem is de kooi, mogelijk door vererving
eigendom geworden van zijn oudste dochter Maertje (1728-1796) die getrouwd
was met Jan Jansz.Koopman, vandaar dat kooi in de volksmond Koopmanskooi
is gaan heten. Na de dood van haar man dient Maertje met ^-.voogden over
haar minderjarige kinderen op 9 februari 1781 een request in om "vrijdom
van recognitie van de vogelkooij staande geregistreerd op naam van Jan
Aartsz.KooijDie ontheffing wordt haar wel verleend omdat aan Gecommitteerde
Raden is gebleken dat de "vogelkooij buyten staet is om vogelen te kunnen
vangen", maar "suppl. zijn gehouden de voorsvogelkooij binnen een maand
te demolieren, zoo met het stoppen en dempen der kooypypen als anders".
Op de kadastrale kaart van 1832 staat bij deze kooi "vervallen", zie afb.2-
en de vorm van de kooiplas en de pijpen is nauwkeurig weergegeven: die was
dus in 1832 nog als zodanig waarnembaar!
De kooi is in 1781 dus niet "gedemolierd"Zou de weduwe KoopmanKooij toch
nog iemand bereid gevonden hebben de exploitatie van de kooi - hoewel "buyten
staet om vogelen te vangen"- nog na 1781 voort te zetten Dat zou het feit
kunnen verklaren dat voor de opgeheven kooi nog op kertsmis 1807 recognitie
is betaald. Het verschijnsel van het doorbetalen van recognitie komt echter
vaker voor, vermoedelijk om de eenmaal verkregen rechten toch maar niet door
wanbetaling te verspelen. Zo zien we zelfs voor de twee eendenkooien in het
Nieuwelant-nrs.15 en 17- na in 1683 door dijkdoorbraak overstroomd te zijn
en dus zeker niet meer in bedrijf, nog jarenlang betalingen van recognitie
plaats vinden
Opmerkelijk is dat weduwe Maertje in haar request vermeldt, dat de kooi staat
"op naam van Jan Aarts Kooij", haar grootvader, terwijl de betaling van de
recognitie zelfs met kertsmis 1807 nog verantwoord wordt op naam van Jan
Alberts, de houder van het consent van april 1635, die dan toch bepaald wel
al lang ter ziele is. Blijkbaar was het de Rentmeester worst wie er betaalde,
als er maar betaald werd