278
Enkele jaren later, op 11 mei 1732, vroeg een regerend schepen "op belij
denis des geloofs en boetvaardigheid een christelijken waterdoop te mogen
ontvangen". Hierbij is dus sprake van iemand die al schepen was en die tot
de broederschap wil toetreden. De betrokkene beloofde dat hij zich in zijn
ambt van criminele zaken zou onthouden en niet aanwezig zou zijn indien
een solemneele" (plechtige) eed werd afgelegd. Misschien behoeft dit laat
ste enige toelichting. Omdat de eed de onbetrouwbaarheid van de mens ver
onderstelt, is eigenlijk alles wat aan een eenvoudig ja of nee wordt toege
voegd "uit den boze", dit is van de duivel, de vader van de leugen. Jezus
eist van zijn leerlingen een volmaakte oprechtheid: Ik zeg U in het geheel
niet te zweren Uw ja moet ja zijn, Uw neen neen. Wat daar bovenuit gaat
is uit den boze" Mattheus 5 vers 34-37). Doopsgezinden nemen deze tekst
letterlijk
Andere christenen zeggen: de eisen van Jezus zijn een ideaal en niet altijd
aan de werkelijkheid van het leven beantwoordend. Tenslotte beloofde boven
genoemde broeder dat hij na 't beeindigen van zijn diensttijd als schepen
geen nieuwe bepoeming zou aannemen. De broederschap stond hem zijn verzoek
VOORGANGERS
Op 16 juni 1726 werden na voorafgaand besluit en gedane gebeden door de
broeders bij meerderheid van stemmen, onder toezicht van de Hoornse leraar
voorganger Pieter Adriaans Houttuyn, tot dienaren in het woord" ver
kozen Volkert Veerdig en Elbert Wognum en tot diaken Dirk Luitjes. Dé laatst
genoemde werd op 19 mei 1727 in zijn ambt bevestigd door Jacob Briel, leraar
te Wormerveer. Veerdig en Wognum hadden als leraar, zolang zij niet tot de
volle dienst, dat is het bedienen van doop en avondmaal werden aangesteld,
géén bevestiging nodigbijlage 2: leeraren op Wieringen.)
THEOLOGISCHE BOEKEN
Op 9 april 1736 besloot men naast de beide leraren Veerdig en Wognum nog
twee andere, de gebroeders Simon en Jan Janszoon de Wit, hetzelfde ambt op
te dragen. Dit staat kennelijk in verband met een korte tijd daarna gedaan
voorstel "een collecte te doen tot het inkoopen van een partijtje theolo
gische boeken, om voor ieder die lust heeft tot de heilige oefening ten
gebruike te dienen, inzonderheid voor hen die door de broederschap tot lee
raars zijn verzocht of later verzocht zullen worden."
Nadat dit voorstel was goedgekeurd en de collecte gehouden was, kocht men
in november van datzelfde jaar voor dat doel enige werken aan.
Ds.Pottzegt hierover: 't Is jammer dat Wognum hier niet vermeld wélke
boeken er aangekocht zijn en waar zij bewaard werden. Uit het eerste zou
men tot de theologische denkbeelden, die in de gemeente bestonden en voort
geplant werden, kunnen besluiten en het laatste bracht ons wellicht op het
spoor van die verloren boeken."
Verschillende navragen door Ds.Pottbij de oudste leden van de gemeente ge
daan waren geheel vruchteloos.
In 1886 komt Ds.Wiersma met het idee een leesbibliotheek op te richten
voor kinderen en bejaarden. Het gaat hier waarschijnlijk niet om theolo
gische boeken. Ds.Wiersma heeft een overschot van kinderleesboekjes gevon
den en hij stelt zijn eigen bibliotheek ter beschikking van de bejaarden.
Van de kerkeraad krijgt hij f 6,50 om 32 mooije kinderboeken aan te
schaffen" en een machtiging om volgend voorjaar die boeken weer op te knap
pen