297
Bijlage 4: Pastorie doopsgezinde kerk II Lppolytushoef
of hoe men een voorgenomen bouw lang kan uitstellen...)
De gegevens komen uit de Kerkeraadsnotuien van de Doopsgezinde gemeente
Wieringen. Deze bevinden zich in het Rijksarchief te Haarlem, inventaris
nummer 126.
7 december 1884: de consulent Ds.De Boer bracht nu ter sprake de wense
lijkheid en de noodzakelijkheid tot het bouwen van eene nieuwe pastorie, die
wegens hare vochtigheid ongeschikt is tot bewoning. Hij stond in zijn oor
deel over de onbewoonbaarheid van dit door en door vochtige huis niet alleen.
De ondervinding van Ds.Loosjes en van de vrouw de weduwe Blaauw had geconsta
teerd, dat alle meubelen door de vochtigheid bedierven, en de heer Maats,
arts en burgemeester van Wieringen, had reeds meermalen bij anderen en ook in
't bezonder aan den consulent verzekerd, dat geen gezin de pastorie bewonende
gezond kon blijven en het alleszins wenselijk was, dat er eene geheel nieuwe,
woning vanuit den grond af moest worden gebouwd.
De kerkeraad meende, dat men met de zaak nog wel wachten kon tot dat een
nieuwe predikant gekomen zou zijn bij de gemeente, die dan naar zijn zin een
plan zou kunnen laten maken.
De consulent wees ojp het onraadzame hiervan:
le Wieringen zou niet gemakkelijk slagen in het beroepen van een predikant,
zoolang de gemeente geen betere woning Z.Ew. zou kunnen aanbieden.
2e. Indien al een nieuwe beroeping slaagde, moest de nieuwe leeraar met zijn
gezin intrek nemen, gedurende de bouwing van de nieuwe pastorie, terwijl er
toch geene andere woning beschikbaar was.
3e. Zou elke te beroepen leeraar zeer zeker eene aanmoediging vinden tot
het aannemen van het beroep als er eenmaal eene goede en flinke pastorie
was
De consulent drong er dan ook ernstig op aan, dat de kerkeraad het bouwen
van eene nieuwe pastorie in ernstige overweging zou nemen, te meer dewijl de
middelen van finantieelen aard door het voortduren van de vakature in zulk
een toestand kwamen, dat zij recht geven om kerkelijk over deze bouwplannen
en hunne verwezenlijking na te denken. Ook beweerde de consulent, dat er
vooruitzicht bestond om ook van buitenaf gelden bij elkaar te brengen om de
verwezenlijking van deze plannen mogelijk te maken.
1885: in de bijeenkomst met de diakenen werden de notulen gelezen en goedge
keurd en daarna met ernst de zaak der nieuw te bouwen pastorie besproken,
terwijl de consulent een keurige teekening overlegde, gemaakt door den archi
tect-ingenieur Van Gendt te Amsterdam. Dit plan mocht echter geenszins de
goedkeuring wegdragen, want in het oog van den een zou het gebouw te zier-
lijk worden voor het eiland, men begeerde liever een vierkant gebouw met
twee verdiepingen, zonder zierlijke lijnen. De diaken S.Klein wenschte de
zaak alweer op den langen baan te schuiven, misschien wel in de hoop, dat er
in 't geheel niets van komen zou. Toen echter de consulent met aandrang bleef
wijzen op den onhoudbaren en ongezonden toestand van de pastorie, die verging
van vocht en paddenstoelen, en het zeer gewenschte van een geheel nieuw ge
bouw, besloot men de zaak aan te houden tot dat allicht Ds.Bijl het beroep
zou hebben aangenomen. Mocht deze geen bezwaar er in vinden om de pastorie
te betrekken, zooals zij thans is, dan zou men de zaak van de bouwplannen
geheel laten varen. Mocht Z.Ew. echter met de pastorie geen genoegen nemen,
dan zou men daarna overleggen wat dan te doen zou zijn. Inmiddels beloofde
de consulent, dat hij Ds.Bijl niets zou schrijven wat ook maar eenigzins
nadeelig zou zijn.