287
PREDIKANTEN
De eerste predikant, Willem Bruin, vertrok al na een verblijf van twee jaar
naar de Waterlandsche gemeente te Westzanen 1786 Na een vergeefs be
roep op Ysbrand Arisz.Paus van Barsingerhornviel de keuze op de zo juist
afgestudeerde Jakobus van Moerbeek, die op 13 mei 1787 door Ds.Jan Jonker
van Medemblik tot de bediening werd ingeleid, vijf jaar later vertrok hij
naar Huizen 8 juli 1792 Zijn opvolger was Aris Heines van Oudesluis
4 november 1792 Onder zijn predikantschap vond de vernieuwing van de
vergaderzaal te Stroe in 1804 plaats.
Na de dood van Heines, 18 oktober 1806, werd de jaarwedde van de predikant
tot f 600,- verhoogd, maar desniettemin een vergeefs beroep uitgebracht op
Jan Hartog in de Beemster. Eerst nadat de jaarwedde tot f 650,- was opge
trokken, was Abe Ruurds Wartena bereid naar Wieringen te komen. Op 19 april
1807 werd hij door Ds.W.van der Hoek van Twisk met een rede over de brief
van Paulus aan Titus hoofdstuk 2 vers 7 en 8 ingeleid: "houdt hen in
uzelf een voorbeeld voor van goede werken, zuiverheid in de leer, waardig
heid, een gezonde prediking, waarop niets valt aan te merken..."
Ds.Wartena heeft niet lang aan zijn opdracht kunnen voldoen. Zijn dienst
op het eiland, als ook zijn leven was kort.
In de maand April 1809 zo luidt een aantekening van Ds.Pott," is onze
leeraar A.R.Wartena met verlof van diakenen voor twee vrije beurten naar
Friesland vertrokken wegens gezondheid. Daar logeerde hij bij zijne familie,
Hij overleed aldaar den 5en Mei en werd den lOden Me, plechtig begraven."
Kerkeraad en broederschap kozen in zijn plaats, op een jaarwedde van f 600,-
met vrije woning, 't genot van vier vrijbeurten en dertig ton turf, Adam
Pol, die zich onder leiding van Ds.Beets te Zaandam op het predikambt voorbe
reidde en zijn voorbereiding nog niet geëindigd had, zodat het tot 3 juni
1810 duurde, eer hij door zijn leermeester met 1 Kor.IV:20 aan de gemeente
werd voorgesteld en de dienst onder haar aangeving met de betuiging 2 Kor.
IV:5a. Hij bleef hier tot 22 november 1818, toen hij met JohXVII20-24 van
haar afscheid nam, om een beroep naar Hindelopen te volgen.
DOOP
Uit de Mengeldichten van de Wieringer schipper Jacob Pietersz.Wigbout (1823)
blijkt dat de predikant Adam Pol op de 14e van lentemaand 1819 een tiental
jongeren na hun belijdenis doopte, waardoor ze als leden in de doopsgezinde
gemeente werden opgenomen
Een tiental tot den doop
plegtstatig opgekomen
na hun belijd'nis werd
tot leden aangenomen
voor de gewijde stoel
doet gij hen nederknielen.
Gij pleit voor het belang
in 't heil van hunne zielen..."
Van Menno Simons is de bekentenis, dat hij in de bijbel de kinderdoop niet
gefundeerd kon vinden. Volgens hem is de doop een zich stellen onder de
tucht der gehoorzaamheid in de navolging van Christus.
Niet de belijdenis van eigen geloof zozeer, alswel het treden in de voet
sporen van Christus brengt tot de doop. Een stap, die voor kinderen nog
niet mogelijk is; hun zaligheid hangt niet aan de doop, doch aan de Heer.