267. DE KENDIDE" IN HET DRIJFIJS. Een verhaal in de spelling van die tijd uit de Oud-Rechterlijke archieven van Wieringeninv6656) Op den 8e Februarij 1787 compareerden verschenen) voor ons Symon Coster en Jan Meijertsz. Timmerman, regeerende scheepenen van de steede Ipolitushoeff op 't eijland Wieringen Arend Spoor, caagschipper van Amsterdam, Jan Kleijn en Johannes Janszligterschippers van dit eij land. Tans hier alle tegenwoordig en van genoegsame ouderdom, de welke verklaarden ter requisite (oproep) van allen dengene die dese eenig- sints soude mogen aangaan HOE WAAR IS: dat zij twee laaste getuijgen, zijnde in 't Nieuwe Diep op Donderdag den le Februarij desis jaarsontdekte dat op de Zuijdwal een Fregatschip aan de grond zat en dat hetselve, doordien de geheele ree vol van drijf- ijs was, daar niet buijten gevaar lag. Resolveerden besloten) zij ge tuijgen daarop direct na dat schip toe te seijlen met een haringschuijt om te zien of ze die man ook van eenige dienst konde sijn. Daar komende bevonden 't te zijn Capiteijn Adriaan Lacmoes, voerende 't schip de Kendide, komende van Philadelphia, gedestineert met bestem ming) naar Amsterdam. Geladen met tabak en andere goederen, Met de capiteijn sprekende, was dezelve direct genegen om te lossen, nemende haar getuijgen ten dien eijnde aanstonts aan. Dat sij soo schie lijk doenlijk met een ledige ligter en zes man soude bij hem komen tot sijnen adsistentie en om uijt sijn schip te laden, omme alsoo was 't mogelijk schip en lading in dit haglijk saijsoen te salveeren redden). Alles op goede mannen seggen op erewoord) binnen de stad Amsterdam volgens inhoude van 't declaratoir verklaring) van gemelde capiteijn. Gaande zij getuijge daarop direct van boord zeijlende weder na 't Nieuwe Diep. Daar komende laagden zij getuijgen de eerste getuijge aan om alsoo te samen na boord van 't voormelde schip te gaan. 't Welk hier geschiede met bepaalde zes manschappen, 't Welk alles soo schielijk in zijn werk was gegeaan, dat ze ongeveer smorgens de clokke tien uure alweder aan boord waren. Zijnde de wint diestijts Z.Wt. Verklarende vervolgens nu de drie getuij gen te zamen dat zij soodra zij van boord gaande, staande voet aan het laden gingen, 't welk zij getuijgen met haar volk deeden. Hijsende de goederen over en stuuden deselve wegh. Inmiddels liep de wind N:west, waardoor 't caag of ligterschip ten loe- vent (aan de zijde waar de meeste wind staat) van het grootschip lagh en alsoo merkelijk begon te stooten, veroorsaakt werdende door de sware deij- ning der zee. 'sAvonts, na gis vijf uuren, vond den capiteijn goed, zijnde half tij van vloed, aan 't winden het anker hijsen) te gaan op hoop of het schip nog voor de nagt van de wal en in vlot water mogten komen: 't welk hem gelukte Als sijnde de clokke zes uuren of daar omtrent van de wal en in vlot water, werdende zij getuijgen doen door de capiteijn geordonneert van boort te gaan. Hebbende na gis ruijm de halve last in zeijlende zij getuijgen doen met de caag na 't Nieuwe Diep, komende daar savonts tusschen 9 en 10 uuren met dik mistig weer behoudende binnen.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1992 | | pagina 21