VóóR 'N halve eeuw. 266 Vervolg op 3e jaargang nr.2. VERVOLG Nog steeds bejammeren we liet, dat al de watermolens op ons eilind onder sloopershanden moesten vallen voor het behouden en bevorderen van land- schapsschoon hebben de bestuurderen hier tot heden weinig oog gehad. Maar keeren we terug van 't „Nauwelangd" naar Den Oever, over de kronkelende Stonteldijk al die korte inhammen geven blijk, dat hier in de oud heid talrijke doorbraken hebben plaats gehad. Maar juist die tal rijke kronkels met aan de zeekant de „Stontele" (een aanslibbing) waar mis sa's zee-asters bloeiden en het heilig dom was van talrijke vogelfamilies, maakten het tot een lust hierlangs naar Den Oever te wandelen. Den Oever (de noover spreken do oude Oevenaren het uit) hoe 'n geheel ander aspect vertoonde het dorpje vroeger aan den wandelaar als nu. Het huisje van Klaver met z'n negenruit.igo vensters, het witte houten voorscho! met uitgewerkte groene omlijsting, het vormde het begin van ,Om de Zuid Want de Oevenaren duidden steeds hun dorp in twee helften aan „om de Zuid" of „om de Noord." Het huisje van Klaver stond daar op 't uiterste puntje (thans wordt het begrensd door 'n straat en moderne gebouwen en nog Zuidelijker ligt thans de Zwin straat met moderne ingerichte school gebouwen, winkels, enz.) doch we brengen onze gedachten weer terug tot 50 jaar geleden en begeven ons vanaf Klaver l.angs de omhoog loopeti de smalle straatweg, aan de eene zijde begrensd door den dijk en aan de andere zijde op elkaar gelijkende hui zen met wit of groen voorschot in de richting van de Kapel, het merkwaar dig oude Kerkje, dat hoewel de tand des tijds danig aan de muren heeft ge knaagd, nog altijd het middelpunt is van het Godsdienstig leven in Den Oever. Maar op een pleintje daar vlak bij (het is er nog, - vlak voor de smederij van Gebr. Kuijt) kwamen we eerst de oude beurs tegen, een van dikke eiken deelen opgetrokken loods, aan de kant op 't Zuiden half open en er binnen in rond langs de kant houten banken De oude beurs werd ook afgebroken, maar de herinnering er aan zuilen bij de op jaren zijnde visschers een gevoel van weemoed opwekken, dat de jaren zoo gauw zijn heen gevloden en het oude daarbij verdween. Als die beurs eens had kunnen pra ten, wat daar door de visschers werd geboomd, dan zouden daarmede boek- deelen kunnen worden gevuld. Trou wens er was geen stukje plank in die beurs, of 't was besneden of bekorven met allerlei afgekorte naamletters of afbeeldingen van blazers of aken. Naast de praatjes van den dag het weer, de wind, de visscherij, werden daar de stoutste zeemansverhalen opgedischt. Daar had je Reijer Wage- maker, een echte zeemansfiguur, al toos in wijde -engelschleeren broek, ge streept overhemd met zwarte strop das, hooge zijden pet, een grijs ring baardje om het door pokken ontsierde gelaat, het onafscheidelijke stompje zwaar doorgerookte kalken pijpje in de mond, die kon verhalen opdisschen over zijn reizen met een tweemaster over de Oostzee, dat iedereen aan z'n lippen, hing. Ja, al die markante baar dige visschersfiguren daar in de beurs was op zich zelf reeds een lust om te zien. En verhalen waren er te over, want anderen wisten weer bij overlevering van ,„taat en mem" de romantische ge beurtenissen van de Oost-Injevaar- ders die langs Den Oever (voordat 't Noordhollandsch kapaal er was) hun weg naar Amsterdam kozen. En daar moesten ze dan worden gelicht, omdat ze anders over 't droge Pampus de hoofdstad niet konden bereiken. Zoo diende ook 't Gasthuus (dat nog, of schoon vervallen) achter de Kapel staat aangebouwd, om zieke schepelin gen op te nemen en in do Kapel liangt steeds nog 't prachtige drie mastertje, als glorieuse herinnering; aan deze historische tijd..

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1992 | | pagina 20