Dien selven dag bij 't selven schip Regten hoff" komende was de wint al weder N.-oost met een stijve koelte. Soodra zij opzij van 't schip schooten, quam 't volk direct als haar in 't schip niet langer vertrouwende, met haar goet in d'ligter; moesten die nagt door 't veranderen van de wint om en op de andere zij haaien. Den 16den dito wierd geresolveert (besloten) om twee kabeltouwen bij 't groot schip in de ligter over te haaien om daar desnoots gebruijk van te maken en alsoo alle mogelijke vlijt aan te wenden om niet genootsaakt te werden door 't breeken van dunder touwen 't schip te moeten verlaaten. Den 17den dito betroude de schipper selve zig ook niet langer in 't schip en quam mede in de ligter, weijende (waaiende) het doen uyt den west-z-westen bijna een storm, soo dat 't water als rook en damp over 't schip zat. Den 18e resolveerde de schipper, stuurman, en koksjongen weder in 't groot schip te gaan, dog de matroose bleeven bij haar getuijge in de ligter. En moesten zij getuijge door de gestadige omlopende wind 2 a 3 maal van de eene op de andere zij van 't grootschip halen, 't welk nyet (niet) als met veel moeyte geschiede. Den 19e was er uyt den zuijden een stijve koelte verselt met regen en soo de geheele dag een smullig en smeidig weer. Doch dan begon 't weder hard te weijen, dagten zij het aan boord niet soude kunnen houden, gaven daar van kennis aan de schipper, die daarop resolveerde met 't volk dat bij hem aan boord was, weder in de ligter te komen en lag dus 't schip andermaal sonder volk En waren zij getuijgen om al te doen wat mogelijk was en om 't schip en volk te conserveren behoeden)genootsaakt zeijl en spriet neer te nemen en vierden doen van boord tot voor 't grootschip, leggende vast aan beijde voor noemde kabeltouwen. Des avonts om de streek van 10 a 11 uur begon 't een storm uyt den noord westen te weijen en hebbende zij getuijgen het diestijts bij en aan het schip gehouwen, maar hadden 't al te quaat. Egter het gelukte haar en zij bleven aan 't schip vast. Des morgens den 20e dito, de wint NNEen woey nog bijna even stijf tot aan tien uure, haalden doen de ligter weder op zij van 't grootschip en gingen d'schipper, stuurman, loots, kok en jongen weer over in 't schip. Zijnde nogal buyig weer.N:0: wint, tot s'avonts doen wierd 't hantsaam weer, gelijk het dien nagt bleeff. Des morgens de wint west en W:N:west. Om 9 a 10 uur quam de boekhouder met de aannemer van dit eijland, waar op zij getuijgen wierden afgedankt en kre gen daarop een briefje van de schipper dat zij zes etmaal hem op goede mannen seggen geadsisteert hadden, waarop de matroose, dog niet zonder moeyte, mede uijt haar getuijgenschip in 't grootschip overgingen. Gaande zij getuijgen op de middag van boord na de wal. Nog verklaren zij getuijgen dat zij in dese rencontre gevecht) de tijt van zes etmaal lang veel gevaar hebben uytgestaan en kou en ongemak geleeden, als moesten door t invarieabel weer en geduurige omloopende winden meestentijts soo bij nagt als dag in beweeging zijn. Eijndigende zij getuijgen hiermede haar gegeve verklaring gevende voor rede nen van wetenschap al het selve in eijgen persoon te hebben bijgewoont, ge- hoort, gesien en ondervonden en voorts als in den text, zijnde bereijd deze de gerequireert) (des gewenst) nader met eede te bevestigen. Aldus gedaan en gepasseert ter raadhuyse der stede Ipolytushoeff op 't 219

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1991 | | pagina 23