rn i ssss «J ss ï£ruJ5t^t£tóa r
sraa.
instructie voor de lantaarnopstekers in DE CEMEEOTE^WIERINGEN
St'onuangeh zij» zij stilzwijgend opnieuw voor een jaar aangesteld.
weer voor het volgend jaar aangenomen.
lantaarnopstekers ontvangen van Burgemeester e"^thouders «ne^taat.
waarop zijn vermeld de uren van aansteken en blusschen van de ^aar
7i1 7iin verplicht te zorgen dat alle lantaarns op het in bedoelde staat
genoemde uur van aansteken branden, en dit nog doen op '£andeïl,
blusschen bepaald. Zij zorgen dat de lampen steeds zoo hoog mogelijk branden.
De lantaarns worden, met in achtneming van het bepaalde in het vorig arti
kel aangestoken in de maanden Januari tot en met April en September tot en
met December en voorts bij feestelijke gelegenheden, kermis of andere om
standigheden wanneer de Burgemeester zulks beveelt.
lantaarnopstekers rijn verplicht de aan hunne rorg ".'«trouwde lantaarns
en lamoen goed zuiver schoon te houden. Zij reinigen daartoe lantaarns,
lampen^n lampeglazen gedurende in art.4 genoemde maanden da8el^^3H®!t.
schoone drooge loeken en minstens eens per week met water en spons- Het koper
werk der lampen wordt behoorlijk gepoetst.
Vanneer er gebreken aan lantaarns, lampen enz. zijn ontstaan, geven de
lantaarnopstekers daarvan onvervijld kennis aan den Burgemeester. Zij
nemen alle maatregelen hun door den Burgemeestre opgedragen tot zoo spoedig
mogelijk hesrtel van de gebreken.
De lantaarnopstekers ontvangen uit de gemeentekas een vooraf met de
Burgemeester en Wethouders overeen te koemen bedrag per jaar, uit te be
teïfnTn driemaandelijkse termijnen. Behalve de bedienig der lan aa n le
veren zij daarvoor de nodige petroleum, lampenkatoen, lampeglazen,
fers en de middelen tot schoonhouden. Telkens wanneer geconstate
dat de lampen te laat zijn aangestoken, te vroeg gebluscht. met behoor-
liik branden of niet zuiver schoon zijn, kunnen Burgemeester en Wethouders
de lantaarnopsteker eene boet van f 1,- opleggen, welke van het bedrag hunner
vordering wordt afgehouden. Bij ziekte of ontstentenis zorgen de lan^a™
opstekers voor behoorlijke vervanging, waarvan onverwijld kennis wordt geg
ven aan den Burgemeester. Bij onverschilligheid ten opzichte vande
ning of herhaalde beboeting kan de Raad op voorstel van Burgemeester
Wethouders ook tusschentijds de lantaarnopstekers ontslaan.
170
ï—m-ïr
ESSSS&SgL-Jtssiafr