Uit: 't Vliegend blaadje van woensdag 26 februari 1890 Ingezonden Mijnheer de Redacteur Laat mij door middel van uw veelgelezen blaadje eens den overtocht bespreken van Wieringen naar de kust en omgekeerd, die allerellendigst en onverant woordelijk is.Misschien dat daardoor zij, wien 't aangaat, eens worden wakker geschud en een toestand trachten te veranderen, die misschien geheel eenig is in Nederland en meer thuis behoort in de Middeleeuwen dan in onze tegenwoor- digen tijd. Komt men op den Wierdijk aan den kant van het eiland om per postschuit te worden overgezet, dan gaat de schipper vooruit op een sterk hellend plankier, dat dienst doet als steiger. Ter weerszijden liggen drie a vier visschers- vaartuigen, waarover men de postschuit moet bereiken. De schipper is alvast op de eerste gesprongen en legt om u het opstappen eenigszins gemakkelijker te maken een plank, die zich wel op dat vaartuig bevindt met het eene einde op de sterk afhellende zijde van den steiger en met de andere op het gangspil van de schuit. Dat de helling nogal aanmerkelijk is van die plank kan men nagaan, als ik zeg dat op een afstand van anderhalve meter het verschil van hoogte wel een meter bedraagt, en omdat de plank schuin ligt door de helling van den steiger, en doordien hij aan de schuit rust op ketting- en touwwerk is de stabiliteit niet groot. Vertrouw daarom niet alleen op uw voeten, maar vooral ook op uw handen om, als de plank wabbert of dreigt te kantelen, u maar voorover te laten vallen en het fokkestag te grijpen, en zoo op het gangspil te springen. Daarop vervolgt ge den weg over de visschersschuiten naar het postschip. Vooruit maar, over kettingen, touwenplankenvaarboomen, stokken, en wat al niet meer zich alzoo op een visschersvaartuig bevindt. Is t nu licht, en droog en zijt ge goed ter been, dan lukt het wel; maar als 't donker is, met nat weer en ge hebt nieuwe schoenen aan die op het natte houtwerk glisen dan.... Zijt ge in de postschuit, dan zijt ge met J.Bais voorlopig goed bezorgd. Doch slechts voor kort, want aanstonds begint weer iets nieuws. Ge moet dan de schuit verlaten en overstappen in een vletje, omdat de schuit wegens het ondiepe vaarwater niet aan de sluis kan komen en aan de grond is geraakt. Dat vletje brengt u tot op een halven meter van de steenglooiing, waar ge tegen op moet.Het bootje wordt zoveel mogelijk stil gehouden, en ge zet den voet in een gleuf tussen de glibberige steenen. 't Best is zich dan maar voorover te laten vallen en met de handen te bereiken een gleuf, die weer wat hooger ligt. Zoo op handen en voeten klauterende komt men dan toch naar boven. Wel is daar aan dien steenen dijk een soort van trap, een deci- meter-breede kolder met klampen en een spar als leuning, maar die kolder met klampen is bij nat weder zoo glad en de leuning is zoo hoog, dat het wel veiliger is om maar op handen en voeten tegen de steenen op te kruipen. Zoo staat ge dan met vasten grond onder de voeten op den hoogen kleidijk, nog een kwartier ver van de herberg. Wilt ge liever naar beneden op den grindweg, dan maar weer bij het naar beneden gaan de handen klaar gehouden. Van het medenemen van bagage is natuurlijk onder zulke omstandigheden geen sprake. De terugtocht naar het eiland is nog bezwaarlijker omdat men dan bij het neerdalen langs den dijk niet met zekerheid kan bepalen waar men zijn voeten zet en de sprong vanuit het visschersvaartuig aan het plankier te Wieringen dan naar omhoog gaat. Meestal wordt men wel door eenige vriendelijke handen, die u tot hulp worden toegestoken, geholpen, 't Kan alles als men nog jong is, goed ter been, niet zwaarlijvig, en bij droog wêer en als het licht is. Komt men echter al wat op leeftijd of is men niet gewoon aan zulke gymnas tische toeren, en is het nat weer en donker, dan is het meer geluk dan wijsheid als er geen ongeluk gebeurt en 't is zeker veiliger om, zoolang als die toe stand zóó blijft, niet dan uit dringende noodzakelijkheid den overtocht van en naar Wieringen te ondernemen. Of dit in het belang van het eiland is, is een andere vraag- misschien Een noodzakelijke passagier.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1991 | | pagina 4