In 1939 schreef en plaatste de heer C.J.Bosker
een serie verhalen over Wieringen,die gingen over
toen 50 jaar terug.
Onze dank geldt de fam.Jongsma-Boskerdie het een^
leuk idee vond om deze verhalen nog eens te gebruiken.
Het eiland Wieringen voor een halve eeuw.
Er zal wel geen Gemeente in ons geheele land zijn,
die in de laatste 50 jaren zooveel veranderingen
heeft ondergaan (zowel plaatselijke verhoudingen
als de bevolking) als het vroegere eiland Wieringen,
en t is wel zeker,dat de jeugd er zich geen denk
beeld van kan vormen,hoe het vroeger is geweest.
Of Wieringen er bij al die wijzigingen voor of ach
teruit op is gegaan,laten we gaarne aan het oor
deel van onze lezers over.We stellen ons voor daar
in eenige artikelen een beschrijving van te geven
en willen beginnen met Den Oever.
Den Oeveromstreeks 1890,een eenvoudig knus vis-
schersplaatsjegeheel op het oostpuntje van het
eiland,zonderhaven,slechts het Noorderhoofd (waarop
thans nog de Vischafslag staat)en het Zuiderhoofd,
dat geheel van wier was opgetrokken bood eenige
beschutting voor enkele vletten,welke daar gemeerd
lagen.
Het eigenlijke haventje voor de aken en blazers
wets't ,NauwelangdV(Nieuwe-land)zoodat in ras-
Wieringer dialect werd genoemd,en waarvan nog de
historische overblijfselen bij gemaal Leemans zijn
te zien.
Iedere Maandagmorgen kon men de visschers met hun
viktalie (voedingsmiddelen) die geborgen waren in
een plunjezakwaaraan op elke benedenhoek een blauw
kwastje was aangenaaid,langs de Stontele dijk naar
het Nauwelangd zien trekken en werden de zeilen
weldra geheschen,om voor een week't Zeegat uit te
trekken,de meeste blazers naar de Noordzee,de aken
op de Wadden-en Zuiderzee.Zaterdags keerden ze weer
en dan wast int haventje een drukte vanlbelang
Immers in de hoek bij de uitwateringssluizen van den
Polder was ook de werf van de familie Hermans.
Aan de achterzijde van den dijk stond een flinke tim-
merloods en met een kaapstand werden de schuiten de
helling opgetrokken.Met bossen stroo werden, .doorns
afgebrand en anderen gepekt,en wij jongens waren er
als de kippen bij om de afgedropen pek op te zoeken
en er heel lekker op te kauwen,en dan de groote kaap
in te klimmen,die groote houtenkolossus,die met de
kleine kaap een baken was voor de visschers.
,,De groote-in de kleine kaap'*en men was in veilig
vaarwater op weg naar de haven.Eenige jaren terug,
zijn ze als overbodig afgebroken,evenals 't witte
molentje bij 't Nauwelangd'dat met z'n vlug
draaiende wieken een symbool scheen te zijn van
dartelheid en levenslust.
C.J.Bosker.